Crash Whitley 17 juni 1940
Gemeente Culemborg > Gesn. geallieerde militairen
Crash Whitley in de uiterwaarden bij de afgraving in Culemborg
Op maandag 17 juni 1940 om 21.40 uur vertrok de 5-koppioge bemanning van de (Armstrong Withworth) Whitley bommenwerper met typenr. V N1463 GE-L van het 58e squadron hun basis Linton on Ouse in Yorkshire. Samen met vijf andere toestellen gingen ze op pad voor een aanval op de synthetische oliefabrieken in Gelsenkirchen. Die dag had Frankrijk de wapens neergelegd en was het veertien dagen geleden dat het grootste gedeelte van het Engelse leger zich met pijn en moeite over Het Kanaal uit Duinkerken had gered met nagenoeg al hun gevechtsmaterieel achterlatend. Hitler heerste van de Noordkaap tot de Spaanse grens en ieder moment kon de aanval op het Britse Koninkrijk losbarsten.
Indrukwekkend schilderij dat in 1985 van dit voorval is gemaakt door de Culemborgse schilder Nico M. Peeters op basis van gegevens van Culemborger C. van Hattem (toestemming tot publicatie van N. Peeters)
Hun toestel was bewapend met één mitrailleur in de neus en vier in de staartkoepel, voor die tijd de sterkste verdediging naar achteren. De vleugelspanwijdte bedroeg 25,60 meter, de lengte 21,50 meter. Twee Rolls Royce Merlin motoren van 1145 pk gaven het toestel een snelheid van 357 kilometer per uur, terwijl het met een maximum bommenlast totaal 15196 kilo woog. Het vliegbereik met 3 ton bommen bedroeg 2650 kilometer, zodat het gemakkelijk heen en terug naar Berlijn kon vliegen. Aanvankelijk werd de Whitley, waarvan er in totaal 1824 zijn gebouwd, gebruikt voor het uitwerpen van pamfletten. In de barre winter van 39-40 hadden de bemanningen het in de onverwarmde en slecht toegeruste vliegtuigen zwaar te verduren gehad. Bij bepaalde opdrachten stonden de vliegers bloot aan het gevaar van bevriezing en verstikking en dat soms alleen voor het strooien van pamfletten boven Duitsland. Na de oorlog merkte hun hoogste baas, Sir Arthur Harris, hierover op: "het enige resultaat was dat Duitsland werd overstroomd met toiletpapier."
Vanaf 19 maart 1940 werden de eerste bommen op Duitse landdoelen afgeworpen, maar al snel bleek dat van aanvallen overdag moest worden afgezien: de verliezen waren schokkend hoog.
Daarna werden de bombardementstoestellen voorzien van speciale zwarte camouflage voor gebruik bij nachtaanvallen. Navigeren gebeurde met behulp van passer en liniaal. Het hulpmiddel radio was maar schaars aanwezig en radar helemaal niet. Plaats bepalen met de sextant, sterretjes schieten, was alleen mogelijk als het wolkendek dat toeliet en hoog boven dat wolkendek vliegen was vaak niet mogelijk door ijsafzetting en gebrek aan zuurstof. Men vloog meestal vanuit een bekend punt met een bepaalde snelheid gedurende zekere tijd en schatte dan de nieuwe positie. Veel navigators vonden het al prachtig als ze er maar 30 kilometer naast zaten. Kon men in het verduisterde land ver beneden bekende punten ontdekken, de Waddeneilanden bijvoorbeeld of een rivier, dan prees men zich al gelukkig. Bij een aanval op 15-16 mei 1940 hadden slechts 24 van de 96 toestellen het doel gevonden.
Daarnaast waren de bombardementen weinig effectief. De verouderde bommen hadden weinig explosiekracht en met de toen nog primitieve richtmiddelen was het erg moeilijk ze op het doel te krijgen, mocht men dat al gevonden hebben. Ongeveer 90% van de bommen kwamen in het open veld terecht.
Het toestel met serienummer N 1463, roepletters GE-L, had een bemanning van vijf koppen en bestond uit:
Gordon Ford als stagiair monteur bij No2 wing Halton in 1929 Claude Ford (Bron beide foto's: Neil Wagstaff)
- Flight Sergeant (sergt.maj.) Gordon James Ford, piloot en commandant, afkomstig uit het plaatsje Crumlin in Monmouthshire en 28 jaar oud.
Gordon was de zoon van raadslid William James Ford (*Newport 1890) en Rachel Harris. Zij woonden voor de oorlog op de Hillside en na de oorlog in Primrose Cottages in Crumlin, Monmouthshire.(Zuid-Wales) Ze trouwden in de herfst van 1911 in Pontypool.
Gordon was hun eerste zoon. In 1929 kwam hij als 17-jarige al bij de RAF in Halton terecht als stagiaire (monteur). Hij won een studiebeurs en sloot de pilotencursus met veel succes af.
Gordon was hun eerste zoon. In 1929 kwam hij als 17-jarige al bij de RAF in Halton terecht als stagiaire (monteur). Hij won een studiebeurs en sloot de pilotencursus met veel succes af.
In september 1939 was hij al actief als piloot. Zo moest hij met zijn Whitley bommenwerper nabij Het kanaal van Kiel pamfletten uitwerpen boven Duits grondgebied. De Engelsen dachten toen nog dat de inhoud de Duitsers op andere gedachten zou brengen. Helaas waren de Duitsers niet onder de indruk en de Flak openden het vuur op de bommenwerpers. Het vliegtuig van Gordon werd geraakt, maar hij zag kans het aan de grond te zetten in Frankrijk en het te repareren en veilig naar Engeland terug te keren.
Begin 1940 vloog hij met een trainingsvliegtuig regelmatig over zijn geboortedorp en bracht dan met de vleugel van zijn vliegtuig een groet (het zgn. " tipping").
Hij had een jongere broer Claude. Hij was een bekend raadslid in Crumlin en richtte in 1949 ook de plaatselijke Crumlin Cricket Club op. De vrijgezel Claude overleed in 1976.
Eric Jones-Roberts (Bron foto: P. den Tek) Ty Brethyn. (Foto: A. v.d. Heuvel)
- Sergeant Eric Jones-Roberts, waarnemer-navigator-bommenrichter, uit Llangollen in Wales, 23 jaar oud.
Eric was de zoon van Charles Jones Roberts (*1880-1928) en Elizabeth Ann Jones-Roberts (1882-1964), uit Llangollen, Denbighshire. Hij had
tweelingzusters Dilys (1919-1989) en Olwen (*1919). Dilys trouwde in 1944 met Alfred Lewis Vosper (1919- Wrexham 1993)
tweelingzusters Dilys (1919-1989) en Olwen (*1919). Dilys trouwde in 1944 met Alfred Lewis Vosper (1919- Wrexham 1993)
Het gezin woonde net buiten Llangollen op een oude boerderij met de naam Ty Brethyn.
Eric kreeg zijn opleiding aan Llangollen County School. Hij had een reputatie vanwege zijn onverschrokkenheid. "Maakt niet uit in welke situatie hij zich bevindt," zei een van zijn vrienden aan de Daily Post, "hij zal zich er altijd uit redden."
Twee jaar lang diende hij in de Shropshire Yeomanry en stapte vervolgens in 1939 over naar de RAF.
Twee jaar lang diende hij in de Shropshire Yeomanry en stapte vervolgens in 1939 over naar de RAF.
En de drie (overlevende) Warrant-Officers (adjudanten):
- H. R. Maguire, 2e piloot en neusschutter(Bron foto: P. den Tek)Afkomstig uit Dublin.
- A. E. Furze, boordmarconist (Bron foto: P. den Tek)
Afkomstig uit Leeds. - Frank S. Staley, staartschutter (1920-1965) (Bron foto: P. den Tek)
Allen waren vrijwillig bij de R.A.F. in dienst getreden en hadden al vrij veel ervaring.
Het heeft hun die nacht niet meegezeten. Het valt reeds te betwijfelen of zij in staat zijn geweest het opgegeven doel in Gelsenkirchen aan te vallen. In ieder geval weigerde het losmechanisme en bleven er enkele bommen in het rek hangen, wat gevaar zou opleveren bij het landen. Erger was dat Sergeant Jones-Roberts, door een treffer van het afweergeschut in de neus, zodanig werd gewond, dat hij, ondanks de hulp die de tweede piloot Maguire verleende, spoedig bewusteloos raakte. Hierdoor kon er niet meer worden genavigeerd. De piloot heeft toen blijkbaar, vertrouwend op zijn ervaring, getracht op goed geluk naar Engeland terug te vliegen. Dat was natuurlijk een zware opgave en het is dan ook niet verwonderlijk dat hij bij de heersende noordwester ondanks het vrij goede zomerweer, ongewild boven Soesterberg verscheen. De directe weg Hamburg-Linton on Ouse liep namelijk over de Waddeneilanden.
Het heeft hun die nacht niet meegezeten. Het valt reeds te betwijfelen of zij in staat zijn geweest het opgegeven doel in Gelsenkirchen aan te vallen. In ieder geval weigerde het losmechanisme en bleven er enkele bommen in het rek hangen, wat gevaar zou opleveren bij het landen. Erger was dat Sergeant Jones-Roberts, door een treffer van het afweergeschut in de neus, zodanig werd gewond, dat hij, ondanks de hulp die de tweede piloot Maguire verleende, spoedig bewusteloos raakte. Hierdoor kon er niet meer worden genavigeerd. De piloot heeft toen blijkbaar, vertrouwend op zijn ervaring, getracht op goed geluk naar Engeland terug te vliegen. Dat was natuurlijk een zware opgave en het is dan ook niet verwonderlijk dat hij bij de heersende noordwester ondanks het vrij goede zomerweer, ongewild boven Soesterberg verscheen. De directe weg Hamburg-Linton on Ouse liep namelijk over de Waddeneilanden.
Uitgebrande wrak nabij zgn. 'Pikse boogaard'. (foto coll. B.M.F. Verschoor)
Op het vliegveld Soesterberg, dat door de Duitsers voor bommenwerpers werd gebruikt, kwam de Duitse luchtafweer (Flak) in actie. De Whitley kreeg daarbij een treffer in de linkermotor, die vervolgens in brand vloog. Terwijl het toestel in zuidelijke richting uitweek, breidde de brand zich zodanig uit dat piloot Gordon Ford opdracht gaf aan zijn collega's van boord te gaan. Maguire gaf hem nog een parachute, maar dat weigerde Gordon, want hij wilde zijn waarnemer niet in de steek laten en probeerde een noodlanding te maken. Staartschutter Staley werd door Maguire gewaarschuwd en haastte zich met Furge naar voren naar het ontsnappingsluik en zo konden de drie mannen zich nog bijtijds met de parachute redden. Het toestel kwam als een helbrandende vuurmassa over Huize De Bol, net buiten Culemborg, naar beneden. De piloot ontdekte blijkbaar het groepje huizen aan het einde van de Achterweg en draaide af naar stuurboord. Zodoende werd geen enkel huis geraakt. Hiermee is waarschijnlijk een grotere ramp voorkomen, want in de boerderij van De Bruin, bij zeer oude Culemborgers bekend als de Moordhoeve, waren toen een zestigtal Nederlandse militairen ingekwartierd, wachtend op de demobilisatie.
Het toestel scheerde rond 01.00 uur 's nachts over de dijk en kwam ongeveer 100 meter verder in de uiterwaard terecht, links van de weg naar de afgraving. Bij het neerkomen in de weke grond werd de voorzijde in elkaar gedrukt, het staartstuk brak af; ooggetuigen hebben de volgende morgen nog de ronde koepel herkend. In de vuurzee die op de crash volgde, zijn de twee inzittenden omgekomen.
Naar verluidt hebben de Duitsers het wrak, nadat het was uitgebrand, met een oplegger weggehaald en via de Achterweg en de Markt (rondjes gedraaid en geshowd aan bevolking) naar het station gebracht waar het wrak verder werd vervoerd. Ondanks de brand waren er nog enige bommen intact gebleven. Deze zijn enige dagen later tot ontploffing gebracht.
De drie overlevenden waren al snel door de Duitsers, die zich toen in Huize De Bol bevonden, ingerekend. Na een voorlopig verhoor zijn zij naar Soesterberg getransporteerd, waarna ze tenslotte zijn overgebracht naar Stalag XI/B 357 (ten oosten van Fallingbostel in Nedersaksen) waar zij tot april 1945 verbleven. Nadat het krijgsgevangenenkamp door de geallieerden was bevrijd, konden zij naar huis terugkeren.
De drie overlevenden waren al snel door de Duitsers, die zich toen in Huize De Bol bevonden, ingerekend. Na een voorlopig verhoor zijn zij naar Soesterberg getransporteerd, waarna ze tenslotte zijn overgebracht naar Stalag XI/B 357 (ten oosten van Fallingbostel in Nedersaksen) waar zij tot april 1945 verbleven. Nadat het krijgsgevangenenkamp door de geallieerden was bevrijd, konden zij naar huis terugkeren.
Zie hier voor interviews met enkele van de bevrijde gevangen van dit kamp.
Met dank aan artikel uit de Culemborgse Courant van 1 mei 1980 van Cees van Hattem
Linker landingswiel met achtereinde romp op achtergrond.
Gedeelte van de rompligger met staartstuk.
Gedeelte van de rompligger met staartstuk.
Duitse soldaat gebogen over de resten van de weggesmolten linker motor.
(Bron van bovenstaande vier foto's: www.nederlandseluchtvaart.nl ; Ruud van Ommeren)
Resten van de Whitley (Bron: Ed van Zuilen)
Eerste graf van beide bemanningsleden van de Whitley (Bron: Edward Howells)
De dag na de crash werden de stoffelijke resten van de twee bemanningsleden in één graf begraven. Daarbij waren de veldprediker ds. Luteyn, pater Van Wegen en overste Ribbius, kantonnementscommandant van de marechaussee, aanwezig.
Na de oorlog heeft de Engelse gravendienst ervoor gezorgd dat op het graf een gezamenlijk gedenkteken werden geplaatst.
Bron foto van Engels krantenartikel: P. den Tek
Enkele jaren later kregen de twee vliegers twee uniforme, maar indrukwekkende grafstenen. Op de steen van Sergeant Jones-Roberts hebben zijn moeder en tweelingzusters de volgende woorden laten beitelen: 'A mavimus, amamus, amabimus', d.w.z. 'wij hielden van hem, wij houden nog steeds van hem en wij zullen altijd van hem blijven houden'.
Bron foto: P. den Tek
De heer Maguire kwam in de jaren negentig van de vorige eeuw nog een keer terug om het graf te bezoeken van zijn omgekomen kameraden.
Uit de CC van 19 juni 1940
Geschiedenis van nr. 58 squadron
Hun strijdkreet was: "alis nocturnis" ("op de vleugels van de nacht"). Embleem: een uil op een tak.
Nr. 58 squadron, RFC, werd op 10 januari 1916 opgericht in Cramlington, Northumberland, als een kernvlucht onder auspiciën van het nr. 36 Home Defence squadron. Ze bleven verbonden met deze eenheid tot juni 1917 en werden vervolgens een afzonderlijke squadron met de rol van geavanceerde trainingsunit.
Toen er een grotere vraag naar nachtbombardementen op het Europees vasteland kwam, werd Nr.58 gemobiliseerd en in februari 1918 ingezet op het Westelijke Front. Hier bleven ze tot de wapenstilstand en vanaf september 1918 vlogen ze met de Handley Page 0/400. Hun doelen waren vnl. vliegvelden, spoorwegknooppunten, troepenconcentraties. In negen maanden tijd wierpen ze 247 ton bommen af . Bijna net zoveel als er tijdens de gehele Eerste Wereldoorlog op Engeland is afgeworpen door de Duitsers.
Tussen de wapenstilstand en het half april 1919, werd het squadron ingezet voor personenvervoer. Hierna vertrok het in de zomer van 1919 voor een training naar Egypte. Een aantal piloten vloog hun Handley Page zelf uit Frankrijk naar Egypte en anderen weer terug naar Engeland.
In februari 1920 werd het squadron omgezet naar nr. 70 squadron en werd het een zware bommenwerper eenheid. Tot aan de Tweede Wereldoorlog werd de tijd vnl. gevuld met trainingen.
Het squadron vloog bij het uitbreken van de oorlog in september 1939 met Whitley's vanuit Yorkshire. Hun eerste actie was in de nacht van 3 op 4 september 1939, toen ze in combinatie met het nr. 51 squadron pamfletten uitstrooiden boven Duitsland. Enkele weken na deze actie verhuisde het squadron naar een vliegveld in zuidwest Engeland voor kustbewaking. Ze keerden in april weer terug naar Yorkshire en van april 1940 tot maart 1942 speelden ze een prominente rol in de nacht bombardementen op Duitsland. Hun doelen waren zeer gevarieerd: van vliegvelden, spoorwegknooppunten, scheepswerven en industriële centra, de havens, olie- en benzine installaties en transport op zee. Drie hoogtepunten in deze periode waren hun deelname aan de eerste grote aanval op het Duitse vasteland (Mönchen-Gladbach en Gelschenkirchen) op de elfde-twaalfde mei 1940; de eerste aanval op Italië (Turijn) op de elfde-twaalfde juni 1940 en de eerste aanval op Berlijn op de 25-/26 augustus 1940.
Nr. 58 squadron, RFC, werd op 10 januari 1916 opgericht in Cramlington, Northumberland, als een kernvlucht onder auspiciën van het nr. 36 Home Defence squadron. Ze bleven verbonden met deze eenheid tot juni 1917 en werden vervolgens een afzonderlijke squadron met de rol van geavanceerde trainingsunit.
Toen er een grotere vraag naar nachtbombardementen op het Europees vasteland kwam, werd Nr.58 gemobiliseerd en in februari 1918 ingezet op het Westelijke Front. Hier bleven ze tot de wapenstilstand en vanaf september 1918 vlogen ze met de Handley Page 0/400. Hun doelen waren vnl. vliegvelden, spoorwegknooppunten, troepenconcentraties. In negen maanden tijd wierpen ze 247 ton bommen af . Bijna net zoveel als er tijdens de gehele Eerste Wereldoorlog op Engeland is afgeworpen door de Duitsers.
Tussen de wapenstilstand en het half april 1919, werd het squadron ingezet voor personenvervoer. Hierna vertrok het in de zomer van 1919 voor een training naar Egypte. Een aantal piloten vloog hun Handley Page zelf uit Frankrijk naar Egypte en anderen weer terug naar Engeland.
In februari 1920 werd het squadron omgezet naar nr. 70 squadron en werd het een zware bommenwerper eenheid. Tot aan de Tweede Wereldoorlog werd de tijd vnl. gevuld met trainingen.
Het squadron vloog bij het uitbreken van de oorlog in september 1939 met Whitley's vanuit Yorkshire. Hun eerste actie was in de nacht van 3 op 4 september 1939, toen ze in combinatie met het nr. 51 squadron pamfletten uitstrooiden boven Duitsland. Enkele weken na deze actie verhuisde het squadron naar een vliegveld in zuidwest Engeland voor kustbewaking. Ze keerden in april weer terug naar Yorkshire en van april 1940 tot maart 1942 speelden ze een prominente rol in de nacht bombardementen op Duitsland. Hun doelen waren zeer gevarieerd: van vliegvelden, spoorwegknooppunten, scheepswerven en industriële centra, de havens, olie- en benzine installaties en transport op zee. Drie hoogtepunten in deze periode waren hun deelname aan de eerste grote aanval op het Duitse vasteland (Mönchen-Gladbach en Gelschenkirchen) op de elfde-twaalfde mei 1940; de eerste aanval op Italië (Turijn) op de elfde-twaalfde juni 1940 en de eerste aanval op Berlijn op de 25-/26 augustus 1940.
In april 1942 werd het Nr. 58 squadron gebruikt voor kustbewaking en tijdens de rest van de oorlog ingezet als een verkenningseenheid. Toen vloog ze al met de Halifax. Ze heeft de vijand veel schade toegebracht: veel Duitse schepen en zelfs vijf U-boten tot zinken gebracht, totdat het squadron op 25 mei 1945 werd ontbonden.