Dhr. A. Heblij uit Tiel - Oorlogsslachtoffers uit Betuwe-West

Oorlogsslachtoffers uit gemeenten Buren, Culemborg en West Betuwe
Oorlogsslachtoffers West- Betuwe
Ga naar de inhoud

Dhr. A. Heblij uit Tiel

Gemeente West Betuwe > Buiten de slachtofferslijst > Varik
Achternaam: Heblij
Voornamen: Adrianus
Voorletters: A
Beroep: Hoofd van een lagere school
Geboorteplaats: Zuid-Beijerland
Geboortedatum: 13-06-1894
Overlijdensplaats: Hauptlager KZ Neuengamme
Overlijdensdatum: 14-02-1943
Begraafplaats: gememoreerd op de gedenkplaats in kamp Neuengamme bij Hamburg en op het graf van zijn vrouw Helena op de Algemene begraafplaats in Delden

Adrianus Heblij werd geboren op 13 juni 1894 in Zuid-Beijerland. Zijn ouders waren Johannes Pieter Heblij (1866- Ermelo 1950) en Maaike Justina Hillegonda van der Linden (1864-1941). Ze trouwden in 1891 in Oud-Beijerland en kregen de volgende kinderen:

  • Adrianus (1894-1943)
  • Johannes Pieter (1896-Haarlem 1965), in 1921 in Rotterdam getrouwd met Pietertje Susanna Donkersloot (1896-1921)
  • Hendrik Johannes (1897-1962), tussen 1918 en 1920 getrouwd met Jannetje van der Sluis en in 1922 met Lena Volwerk (*1893),
    woonde in Rotterdam
  • Martinus Gerardus  (1898– augustus 1914)
  • Justinus  (1900– januari 1914)
  • Suzanna Maria Sophia (*1901), getrouwd met W. Los, woonde in Rotterdam
  • Hillegondus "Gon" Justus (1903 -1975), getrouwd met Maria de Graaff (1905-1985),
    woonde in Rotterdam en later in Amsterdam
  • Willem (1908 – 1996), getrouwd met Lena Bosman. Architect en woonde in Aalten e.o . Willem was
    in Aalten
    ook raadslid voor de ARP.
  
Johannes P. Heblij sr. (Bron MyHeritage, Hanneke)

De vader van Ad was hoofd van de Christelijke lagere school in Rotterdam- Valkenoord.

Van Adriaan's jeugd en schoolopleidingen is tot nu toe niets bekend.
In 1914 kwam Ad volgens een bericht in het Alg. Handelsblad bij het 15e Regiment Infanterie terecht waar hij Vaandrig was. Na zijn diensttijd was Ad reserve-kapitein der Infanterie.

Ad trouwde in Zeist op 18 november 1920 met de Utrechtse Helena Johanna Hendrika van Mechelen (1890-Delden 1966). Hier kreeg het echtpaar in 1921 hun eersteling Gonny.
In maart 1922 verhuisden ze van Zeist naar Geldermalsen C 23, waar Ad onderwijzer werd op een Openbare Lagere School. Hier werd in 1923 hun zoon Hans geboren. Adriaan had toen al banden met de Nederlands-Hervormde gemeente in Varik, want in datzelfde jaar werd hij daar koster van de NH-kerk en voorzanger.

De stompe toren met daarnaast de hoofdonderwijzerswoning van de familie Heblij (Bron RaR)

De eerste Openbare Lagere School aan de Waalbandijk 10 in Varik - huidige situatie  Bron foto's: R. van de Velde

De Openbare Lagere School uit 1885, waar Adriaan werkzaam was (Bron: RaR in Tiel)

Meester Heblij (Copyright A. Olzheim)

In 1927 verhuisde het gezin vanuit Geldermalsen naar Varik, waar Ad per 17 augustus werd benoemd als Hoofd der Openbare Lagere School. Hier werd in 1930 hun dochter Rie geboren. Het gezin woonde hier in een karaktervol huis aan de Waalbandijk 10, naast de stompe NH-kerk. Aan de achterzijde van hun huis, is de eerste Varikse Openbare Lagere School uit 1820 gebouwd, dat uit één klaslokaal bestond. Tegenwoordig is dat in gebruik als een proeflokaal van de broers Bas en Joost Lubberhuizen, die er tevens de eerste Nederlandse ambachtelijk stokerij van Eau de Vie van fruit in gevestigd hebben.

In het Bevolkingsregister van Varik 1910-1941 staan op dit adres de volgende gezinsleden vermeld:

• Adrianus Heblij  (Vader)
Helena Johanna Hendrika van Mechelen (moeder)
• Hillegonda "Gonny" Helena Heblij, geb. 15 sept 1921 te Zeist en getrouwd met dhr. Oosten. Was voor haar huwelijk tandartsassistente,
Johannes "Hans" Adrianus Heblij, geb. 4 maart 1923 te Geldermalsen- overl. 1 aug 2001 in Lyon. Ging in 1939 van 3e naar 4e klas  naar Gymnasium in Tiel. Was een landelijk bekende Hervormd predikant o.a. in Nieuwerschans, Schiedam en Enschede.
• Maria "Rie" Albertina Heblij, geb. 17 april 1930. Werkte als maatschapelijk werker bij Raad van Kinderbescherming en was later lerares.
• Maria Russ geb. 16 april 1916 in Zeist, uit huwelijk met Joseph Martinus Russ (1883-1950). Haar vader was in 1910 getrouwd met een zus van moeder Helena van Mechelen: Maria Albertina (1888-1954) en kreeg nog twee kinderen bij haar: Johannes Albertus (*1911) Albertina Maria Helena (*1914)

In 1934 slaagde Ad, volgens een bericht in Utrechts Provinciaal en Stedelijk Dagblad, voor zijn akte Frans L.O.


In het voorjaar van 1934 stond deze advertentie in de Tielse Courant


Schoolfoto met rechts meester Heblij met zijn klas uit 1934-1935. Bovenaan zesde rechts is zijn zoon Hans, zijn dochter Gon leunt met arm op de tafel en zijn andere dochter Rie staat links hem (Bron Rar)


Reserve-kapitein Adriaan Heblij (Copyright A. Hebly)

Rechtse gedeelte van deze twee-onder-één dak is Konijnenwal 53 (foto: R. van de Velde)

Bij de Mobilisatie in september 1939 werd Ad als reserve-officier opgeroepen en werd hij commandant van de bewaking van de kuststrook tussen Kamperduin en Petten. Mede daardoor verhuisde het gezin Heblij in maart 1940 naar de Konijenwal 53 in Tiel, waar het ruim 2 jaar bleef wonen.
Ad was ook invalkracht op de Ambachtsschool in Tiel, waar hij in april 1940 de zieke heer Keijzer verving.


De leiding van het OD in mei 1945 op het bordes van Villa Rozenhage in de Stationsstraat in Tiel. v.l.n.r. Donkersloot, Maas, Siemons, E. Grisel, Huizinga, Sonneveld en Vos
(Bron RaR, coll. Jan Bouwhuis)

Na de Duitse inval in mei 1940 werden de gevolgen van de Duitse bezetting vanaf de herfst van 1940 steeds duidelijker merkbaar.
Aanvankelijk dachten de Nederlanders dat het leven onder de Duitse bezetting wel mee zou vallen. Toen de nazi's evenwel hun ware gezicht lieten zien in de vorm van deportaties van joden, uitgaansverboden, inbeslagnames van goederen, distributie, gedwongen arbeidsinzet en razzia's, groeide er in
sommige kringen verzet.

Gerrit Laagwater (Bron Rar)                                      Dirk Botterweg (bron Nat Mon. Oranjehotel)

In juni en juli 1940 kwamen verscheidene mannen in Tiel bijeen en werd er besloten om onder leiding van Eef Grisel een groep te vormen met als voornaamste taak het bijeengaren van wapens. Tegelijkertijd was brandstoffenhandelaar en directeur van een ijsfabriek, Gerrit Laagwater en zijn vriend Dirk Botterweg, zoon van een kruidenier in de Waterstraat, met hetzelfde bezig. Ze kregen hulp van: P.T. Hoekstra, G. Graven, C. De Kleijn,
H. van Veenendaal, D. van Mourik, H. Blijdenstein, P. Peterse, J.H. Cieraad, H. Schoots,  V. van Hesteren. Deze verzetsbeweging kreeg de naam illegale of Ondergrondse. Deze club van 12 verzamelde elk een groep mensen om zich heen. In korte tijd was hierdoor in Tiel een grote groep mensen bijeen gebracht en beschikte men op papier over een leger van 305 bewapende mensen en 34 man in Drumpt.
Omstreeks oktober 1940 nam Gerrit contact op met Eef Grisel en vroeg of hij met zijn groep ook bij hem wilde aansluiten. Na onderling overleg gebeurde dat en via Gerrit ’s contact met Mr. W.M. Kolff, District Commandant der O.D. in Deil, gingen ze op in het "geheel".
Op last van de Nederlandse regering in Londen was er in augustus 1940 de landelijke OD (Orde Dienst) ontstaan. Het was een organisatie van veelal ex-militairen dat het bestuur in handen zou nemen, zodra de bevrijding aangebroken was. Men zou behulpzaam zijn bij het handhaven van de openbare orde en politietaken vervullen zoals het bewaken van gebouwen, oppakken van NSB-ers en collaborateurs. Op lokaal niveau werden zodoende afdelingen van de OD in het leven geroepen. Zo waren er ook in Deil en Buren OD-kernen.
Met veel enthousiasme ging ondertussen het opsporen en verzamelen van wapens door en menig vuurwapen werd binnengebracht, al of niet in goede staat.

In november 1940 had Adriaan de aandacht op zich gericht door openlijk te protesteren tegen het wegsnijden van passages in schoolboeken, die de Duitsers onwelgevallig waren. (Bron: De Betuwe in Stelling van V. Laurentius)  Kort daarop werd hij gevraagd om zich ook aan te sluiten bij de verzetsorganisatie van Grisel en begin april 1941 werd reserve kapitein Adriaan Heblij zelfs al aangesteld als districtscommandant van de OD, van een gebied dat reikte van Kesteren tot Culemborg.
Adriaan zorgde ervoor dat de oud-militair G. Graven structuur in d eorganisatie aanbracht, door de mannen in compagnieën in te delen. Zo waren de werkzaamheden scherper omlijnd en kwam er discipline. (Bron C. D. Feijten Vijf jaren leed)

Op de verjaardag van Z.K.H. Prins Bernhard, 29 juni 1941, leefde de vurig Oranjegezinde Laagwater zich uit: Boven de ingang van zijn ijsfabriek hing hij in de vroege morgenuren een groot bord met het opschrift dat "Toegang voor N.S.B.‘ers is ten strengste verboden". Ook zijn trekpaard werd dienstklaar gemaakt voor de Oranjevreugde en behangen met prinsessenboontjes, worteltjes, etc. Dit was allemaal erg leuk, maar wel erg provocerend en onvoorzichtig. De gevolgen bleven dan ook niet uit. Diezelfde avond werd Laagwater gearresteerd en enige dagen later ook Dick Botterweg.
Hiermede was de noodlottige aandacht der Gestapo en SD op Tiel gevestigd en zou niet meer van deze stad afgewend worden. Het was aan de inzet van enkele mensen te danken, die direct de in de ijsfabriek aanwezige wapens e.d. weghaalden en elders onderbrachten.
Het hele voorval was voor Grisel en zijn groep de aanleiding om zich van deze OD, afdeling Tiel af te scheiden. Laagwater was veel te onstuimig.
Na drie weken kwam Botterweg vrij en zes weken later Laagwater, maar al snel ging daarna alles weer aweer op dezelfde wijze. Grisel maande hen nog tot voorzichtigheid, maar deze werd voor "angsthaas" uitgemaakt.

Eind 1941 kreeg Laagwater en Botterweg van Kolff het advies onder te duiken. De rest van de OD-groep had nu geen leiding meer en bestond toen uit de heren Blijdenstein, Cieraad, Graven, Van Hesteren, De Kleijn en Veenendaal.
Op verzoek van Kolff werd Grisel aangewezen om samen met de heren Peterse en Schoots de OD te reorganiseren en leden van de groep Laagwater te negeren.
De Gestapo wilde evenwel de hele organisatie oprollen en zette de collaborateur Johnny Drooge in, een rijwielhandelaar uit Arnhem. Die deed zich voor als een Nederlands officier, die op de Veluwe per parachute was gedropt. Hij slaagde erin contact te leggen met de groep Laagwater. Zijn optreden wekte zoveel vertrouwen dat hij zich in korte tijd opwerkte tot commandant. Doordat hij voor nieuwe, moderne wapens had gezorgd, twijfelde niemand aan zijn loyaliteit. Zo kreeg hij zelfs van hen een lijst overhandigd, met daarop de namen van driehonderd medewerkers. Op 26 augustus 1942 om 20.00 uur plande hij als commandant  een vergadering in de woning van bakker Van Veenendaal aan de Medelsestraat 126 in Tiel. Bijna iedereen was aanwezig. Plotseling stopte er voor het gebouw een auto met de SD en allen werden ingerekend, w.o. Cieraad, Peterse, Schoots, Blijdenstein, Van Hesteren, Graven en Van Veenendaal.

Gedenksteen van woonhuis Botterweg. Staat nu in Flipjemuseum en streekmuseum in Tiel (Foto R. van de Velde)

Laagwater en Botterweg werden enige tijd later in Amsterdam gearresteerd en ter dood veroordeeld en maanden later geëxecuteerd. Cieraad werd twee jaar later in kamp Vught omgebracht. Sommigen kwamen vrij, anderen gingen verder op transport naar kamp Amersfoort en kamp Vught.

Ondertussen was Adriaan Heblij bij een huiszoeking op 1 september 1941 om 21.45 uur door de Duitse Sicherheitsdienst (SD) gearresteerd, vanwege een nietszeggende brief aan dhr. Heun in Bussum. Hij werd diezelfde avond overgebracht naar de Koepelstrafgevangenis in Arnhem. De volgende dag om 15.30 uur werd hij vervolgens naar 'Oranje-hotel' in Scheveningen gestuurd.
Op 5 november 1941 werd Adriaan door de Commissaris-Generaal voor Bestuur en Justitie wegens 'Duitsch vijandig werkzaamheid' de toegang tot de Openbare lagere school in Varik ontzegd. Dit besluit werd op 27 november 1941 door de Inspecteur van het lager onderwijs uit Tiel overgenomen.


Een lijstje dat Adriaan vanuit 'Oranjehotel' cel 411 naar zijn vrouw stuurde (Copyright A. Heblij)

Adriaan verbleef tot waar hij tot juni 1942 in Scheveningen. Vervolgens kwam hij terecht in het Huis van Bewaring in de Gansstraat in Utrecht en werd in oktober 1942 naar Kamp Amersfoort overgebracht. Hier kwam hij, samen met andere gevangenen, aan op station Amersfoort en ging onder begeleiding van Duitse militairen te voet naar het kamp. Een tocht van ongeveer 3 kilometer. De voettocht ging over de Kapelweg met aan weerskanten huizen. Een gevangene schreef later: “Je keek in die kamers, de lichten waren aan, je zag moeders met kinderen om tafel zitten, ergens anders zaten ze thee te drinken. En toen dacht ik, trekt de wereld zich hier dan niets van aan? Dat wij hier zomaar naar dat kamp doorlopen. Misschien wel naar ons einde.”
Bij aankomst werd hij in de administratiebarak ingeschreven. Men werd een gezicht in de massa, een nummer in plaats van een naam. Geld, horloges en andere waardevolle persoonlijke spullen moesten worden afgegeven. Na de inschrijving ging men in afmars naar de kledingbarak en werd men ‘omgetoverd’ tot Häftling. De gevangenen kregen oude afgedankte kleding van de PTT, het Nederlandse leger of andere instanties. De schoenen werden omgeruild voor klompen. Pasten ze niet dan moest men maar zien of er geruild kon worden. De barak was een langwerpige ruimte met in het midden een gangpad en aan beide kanten een lange rij stapelbedden van drie verdiepingen.
Na het ochtendappel (07.00 uur) en een zeer mager ontbijt werden de gevangenen aan het werk gezet. Er vertrokken commando’s, zoals de groepen werden genoemd, naar hun werk buiten het kamp (waaronder) bosarbeid, werk rond en op de vliegbasis Soesterberg). Andere gevangenen werden in het kamp zelf tewerkgesteld (keukenploeg, aardappelschilploeg, schoonmaakploeg etc). De Joodse gevangenen kregen veelal fysiek zeer zwaar werk en waren mikpunt van ernstige mishandelingen.
(Bron: Olav Petram van Kamp Amersfoort.nl)

Al de tijd dat Adriaan gevangen heeft gezeten, heeft zijn vrouw tervergeefs geprobeerd permissie te krijgen om hem te bezoeken. Die verzoeken zijn onlangs opgedoken. Ook bleek dat er nooit 'compromiterende documenten' zijn gevonden in het huis van Adriaan. Hij is, voor zover bekend, ook nooit veroordeeld, maar steeds in "Schutzhaft" gebleven.
Op 29 oktober 1942 werd Adriaan van Kamp Amersfoort op transport gezet naar concentratiekamp Neuengamme (kampnummer 11942).


Neuengamme (Bron foto: website Vriendenkring Neuengamme)

Dit kamp ligt vlakbij de stad Hamburg en bestond uit een ‘Hauptlager’ en ongeveer 80 ‘Aussenlager’, zoals Meppen-Versen, Sandbostel bij Bremen en Husem-Schwezig bij de Deense grens. Deze varieerden van werk op de scheepswerf van Blohm & Voss tot puinruimcommando’s in Hamburg. De kampen lagen verspreid over geheel Noord Duitsland.
In 1938 was Neuengamme zelf nog een buitenkamp van het concentratiekamp Sachenhausen, ingericht voor gevangenen in de steenfabriek van de SS. Sinds 1940 is Neuengamme als zelfstandig concentratiekamp verder gegaan.

Buiten de steenfabriek, bestond het werk vooral uit werkzaamheden voor Walther (pistolen), Borgward (vrachtwagens), Volkswagen (auto's), IG Farben (chemicaliën), Drager (gasmaskers) en Continental (vrachtwagenbanden).
De gevangenen kwamen uit heel Europa. Het waren vooral Russen, Oekraïners, Polen en veel Fransen die het kamp bevolkten. Voor vrouwen was er ook een apart kamp ingericht. In totaal waren er in Neuengamme en zijn buitencommando’s 106.000 gevangenen uit 28 landen, daarvan zijn ongeveer 55.000 gevangenen omgekomen.

De gevangenen moesten bij aankomst in het kamp hun persoonlijke bezittingen afgeven in de "Effektenkammer". Vervolgens werd het lichaamshaar afgeschoren en moest men een zinken plaatje met hun persoonlijke nummer om de nek hangen. Dat nummer werd ook in de kleding genaaid. Kleding en schoeisel werd willekeurig verdeeld. Het kwam zelden voor dat een gevangene passende kleding kreeg.
De omstandigheden waren vreselijk slecht: overvolle barakken en ontoereikende sanitaire voorzieningen.
Vanaf 1940 werden de maaltijden steeds kariger en de kwaliteit steeds minder. 's Morgens was er een dunne melksoep en 's middags dunne koolraapsoep met weinig vet. 's Avonds werden de broodrantsoenen voor de volgende dag uitgedeeld met daarbij wat margarine, kaas of marmelade.
Regels en verboden bepaalden de orde in het kamp. Voor het geringste vergrijp werden zware straffen uitgedeeld. Deze straffen waren vaak dodelijk vanwege de verzwakte toestand van de gevangenen. Op de appèlplaats werden vaak executies door ophanging uitgevoerd, waarbij de andere gevangenen aanwezig moesten zijn.
De gewonde en zieke gevangenen werden in de ziekenbarakken geholpen door medegevangenen, die zelden een medische opleiding hadden. Bovendien ontbraken medicijnen en waren er te weinig middelen om een vakkundige verpleging mogelijk te maken. Zo stierven er begin 1942 ruim 1000 gevangenen aan vlektyfus. De SS nam de ernstig zieke gevangenen apart en doodde ze met met een injectie in het hart.
(Tekst vrij naar info van website Vriendenkring Neuengamme)

In dit kamp overleed Adriaan op 14 februari 1943 door 'hartfalen en nierontsteking' en is daarmee de eerste Tielse verzetsman, die in de Tweede Wereldoorlog om het leven kwam.
Volgens een document van de Dienst Identificatie en Berging uit juli 1948, is het stoffelijk overschot van Adriaan verbrand op Staatskosten.  Zijn haarkleur was zwart-grijs en hij had bruine ogen en een kunstgebit boven. Midden op zijn rug had hij een operatielidteken.

De gedenkplaats Neuengamme in Neuengamme herinnert aan de 6.650 Nederlandse mannen en 300 vrouwen die in het concentratiekamp Neuengamme om het leven zijn gekomen.

Overlijdensakte van Ad uit Hamburg- Neuengamme (Bron archief Arolsen)

Volgens een bericht in de Tielse Courant van 5 juli 1942 verhuisden de overige gezinsleden een klein jaar na de arrestatie van Ad vanuit Tiel weer naar Varik.
Zijn weduwe verbleef vanaf 1943 bij haar zoon Hans op de Walkartweg 16 in Zeist en toen hij in januari 1951 dominee in het Oost-Groningse Nieuweschans werd, verhuisde zij mee.


Gemeentelijk Oorlogsmonument

De naam van Heblij staat, evenals die van andere Tielse verzetsstrijders, gegraveerd op het monument dat staat op het Kerkplein, vlak naast het terrein van het Weeshuis. Dit oorlogsmonument werd op 4 mei 1950 onthuld. Op de bronzen plaquette staan de namen van 31 omgekomen Tielenaren. Hierop staat ook de naam van A. Heblij.

Tevens is er in de Dominicuskerk in Tiel een gedenkbord, waar zijn naam op voorkomt.

Gedenkbord in Dominicuskerk (Bron foto: R van de Velde)







Gedenksteen in de basisschool (Bron: A. Olzheim)

In de Openbare basisschool Burgemeester Westerbeek van Eertenschool in Varik is ter herinnering aan meester Heblij een gedenksteen opgericht. Deze was vroeger aangebracht in het gemeentehuis van Varik, maar bij de opening van de nieuwe basisschool in 1985 daar naartoe overgebracht. Een dochter van Ad legde bij deze plaquette tot aan haar overlijden regelmatig bloemen neer.

Op 8 januari 1986 staat er in
de Gelderlander, rubriek Tussen Waal en Rijn, een opmerkelijk bericht:
"In een woning aan de Konijnenwal in Tiel is na 45 jaar een geladen pistool gevonden van de voormalige verzetsheld Adrianus Heblij. Door de bewoners van het pand is het pistool, dat werd aangetroffen tijdens verbouwingswerkzaamheden, overgedragen aan de politie. De dochter van de in 1943 overleden Heblij, mevrouw Oosten-Heblij, wil bewerkstelligen dat het wapen een plaats krijgt in het oorlogsmuseum in Overloon."

In Varik zijn op 28 september 1989 vier straatnamen vernoemd naar oud-Varikers, die veel voor het onderwijs in Varik hebben betekend: Pastoor Roeleveldstraat, Dominee Hulstijnstraat, Meester Van Daalenstraat. Ze waren onderwijzer op verschillende confessionele en openbare lagere scholen in het dorp. In de jaren zeventig werden deze scholen samengevoegd tot de Burgemeester Westerbeek van Eerten school.


Bron foto straatnaambord: R. van de Velde

Er werd ook een straatnaam naar Adriaan vernoemd: de Meester Heblystraat. (Let op de spelling in de achternaam: geen ij, maar y.) Er waren toen bij deze ceremonie ook enkele familieleden van Adriaan aanwezig. Een van zijn dochters vertelde toen: "Ik weet nog dat ik op de oude school zat aan de Kerkstraat. Mijn vader was daar onderwijzer, maar ik zat niet bij hem in de klas. Als ik dan weer eens in de hoek moest staan, kwam hij voorbij en zei steevast: 'Zo,zo, dochter weer in de hoek?' "

Met dank aan A. Heblij, F. Salamons van het Gelders archief, P. Schipper, A. Olzheim, O. Petram van Kamp Amersfoort

Terug naar de inhoud