Oorlogssjaren in Ingen - Oorlogsslachtoffers uit Betuwe-West

Oorlogsslachtoffers uit gemeenten Buren, Culemborg en West Betuwe
Oorlogsslachtoffers West- Betuwe
Ga naar de inhoud

Oorlogssjaren in Ingen

Gemeente Buren
INGEN IN DEN OORLOGSBRAND.
Van onzen Ingenschen medewerker, den heer P. Zijdesveld.

Op 5 en 6 September 1944 krioelden de wegen in de omgeving van Ingen van vluchtende Duitsche troepen, die met auto's, fietsen, Fransche-, Belgische- en  Brabantsche karren langs trokken, moedeloos en geheel verslagen.
Toen enkele weken later de Engelsche en Amerikaansche transportvliegtuigen overdonderden, geflankeerd door tientallen gevechts- en jachtvliegtuigen, die hun aanvallen voornamelijk schenen te concentreeren op de Grebbe (eenige kilometers van hier), meenden we het einde van den oorlog in zicht te hebben.  Hoe vergisten wij ons!
Eind September, den laatsten Zondag, trokken eindelooze troepen Duitsche  soldaten ons stille dorpje Ingen binnen, in goede orde en uitstekend bewapend. Vooral het groot aantal panservuisten viel op. De school werd onmiddellijk in  beslag genomen. Sommige boerderijen herbergden een volslagen compagnie. Uit  gesprekken met Duitsche soldaten bleek al spoedig dat zich in ons dorpje een half regiment, ellende ongeveer 3000 man had genesteld. De regimentscommandant  zetelde in het café „Van Estrik". De regimentsvlag hing er uit met het opschrift: „Florian Geier ist nicht tot". Die Florian Geier bleek, naar men ons verzekerde, een oude Duitsche volksheld te zijn.
Spoedig begonnen de oefeningen dezer Duitsche soldaten met handgranaten en  pantservuisten, hetwelk een oorverdovend lawaai veroorzaakte.
Na enige dagen trok een  groot gedeelte van dit regiment naar het front,  dat zich nabij Opheusden, Kesteren en Ochten bevond. Onder aanvoering van steeds  versche troepen werd daar dagenlang strijd gevoerd.
Omstrekks 10 October kwam de bij ingekwartierde Hauptman' binnen en zeide: "Oféhoesden  ist uns. Wir haben die Tommies erausgeschmissen." Eerst snapte ik van dat „Oféhoesden" niets, doch daarna begreep ik dat „Ofé-oesden" Opheusden moest beduiden.
De strijd nabij Opheusden golfde inderdaad heen en weer.
En uit Ingen werden de mannen opgeroepen om stellingen aan het front, te bouwen. Het laat zich begrijpen dat de meesten naar naar elders ontvluchten, zoodat de  buit voor de Moffen uiterst gering was. Een 60-tal mannen was het kind van de rekening. Doch ook dezen wisten spoedig te ontsnappen, al was het ook onder spannende omstandigheden.
Deze strijd vergde ook van Ingen slachtoffers. Een jonge man  (A. Booij, red) werd door een granaat getroffen en opslag gedood en reeds eerder was een schooljongen (C. van Versenveld, red) door een scherf van 20 mm.  vliegtuigmitrailleurskoge1 gedood, Bovendien werd menig inwoner van Ingen licht  of zwaar gewond.
Op zekere dag werd ons dorp bezocht door een kleine groep Hollandse S.S.-ers,  die, gesard door de dorpsjongens het vuur op hen openden en een jonge man, die  er niets mee uitstaande had, zoo ernstig troffen, dat hij voor zijn leven lang  verminkt zal blijven.
De grootste ramp trof Ingen echter op 19 October 1944, toen 'de bewoners moesten evacueeren. Van te voren hadden we de evacuatie van Kesteren gezien, met al de  verschrikkingen en ontberingen dewelke deze menschen, doormaakten en op dien datum trof ons hetzelfde lot. De meesten trokken naar de dorpen rek en Wiel, en Maurik. De boeren konden vrijwel alles meenemen, de burgers echter moesten veel  achter laten, dat voor een groot  deel ook nooit meer teruggevonden werd. Vooral pendules en piano's waren bij de bezettende troepen zeer in trek.
Nadat de jacht op de mannen in Ingen niet veel succes had  gehad, werd deze ook in Eck en Wiel en in Maurik, waar een NSB-burgemeester zetelde, voortgezet.
Begin December mochten de bewoners weer terugkeeren. Velen keerden naar hun haardsteden terug, doch menige man bleef achter, omdat zij de bezettende macht niet vertrouwden.
Veel plezier beleefden de Duitschers niet van de bezetting van Ingen en omgeving, want het water kwam opzetten en deed de Betuwe in een grote watervlakte herschapen. De Duitschets trokken dan ook ijlings naar de provincie Utrecht bevreesd als zij waren voor natte voeten.
De bevolking zocht de hooger gelegen plaatsen op, die als eilandjes boven de troostelooze watermassa uitstaken. School en kerk telden nu honderden burgers  als bewoners en op het kerkplein was het één deinende massa van bijeengedreven  zee.
Veel bewoners waren ook op zolders aan huizen en op de eilandjes van Ingen vormden zich aparte gemeenschappen. In deze omstandigheden ontstonden commissies voor broodbezorging, melk en waterverdeeling en brandstoffendistributie.
Alsof het gevaar reeds niet groot kwam zich in die dagen ook nog het gevreesde  V1 wapen zich melden. Donderend, grommend en dreigend kwamen de de V1's  aanzetten, soms bij tientallen tegelijk. Herhaaldelijk tril;den de reeds door het water verzwakte huizen van de explosies wanneer dergelijke onberekenbare monsters op onverwachte momenten neerploften.
Gelukkig was het aantal getroffen bewoners gering, en mag dit een groot wonder  genoemd worden, temeer als men weet dat binnen een straal van enkele kilometers rondom het dorp zeven V1's neerkwamen. Dat door zulke monsters geen ruit heel bleef, behoeft niet vermeld.
Toen het water eindelijk weg trok, dachten we vrij te zijn, doch hadden wederom misgerekend, want zo zodra bemerkten de „droogvoeters" niet, dat het water  verdwenen was, of daar kwamen de helden weer opzetten, om opnieuw hun terreur  uit te oefenen. Dat duurde zoo van half Januari 1945 tot half Februari 1945. Toen moesten de Duitsche troepen hals over kop de Betuwe en ook Ingen verlaten, want opnieuw kwam het water weer opzetten, nu zelfs nog 20 cm. hooger dan de eerste keer.
Deze noodtoestand hield 14 dagen aan en bracht vele besmettelijke ziekten met zich mee. Daarna zakte het water en konden de menschen -hun huizen weer opzoeken. Niet lang echter duurde de vrijheid, want als sprinkhanen kwamen de moffen wederom Ingen binnen en oefenden een terreur uit als nooit te voren. Zij ontnamen den bewoners van Ingen hun laatste vee, hun laatste paarden, hun  laatste wagens. De zenuwen der dorpelingen werden op een zware proef gesteld.
In het dorp Ingen alleen, dat normaal 1600 inwoners telde, was de geheele gemeente Lienden samengetrokken, tot een totaal van ongeveer 4300 bewoners. Want  ook Lienden had voor de tweede maal moeten evacueeren, zoodat men zich kan  indenken hoe de bewoners biieengehokt waren. De gemoedstoestand van dan ook ten  zeerste  geprikkeld en werd verhoogd de bewoners door de uitgevaardigde  decreten van den N.S.B. burgemeester.
Volgde men de uitgevaardigde decreten niet op, dan stond het dreigement "dan maar weer evacueeren" te wachten. Bovendien floten vanaf September 1944 de Engelse granaten over het dorp en werd het Ingenscheveer vanuit land van Maas en Waal herhaaldelijk onder vuur genomen en zoomede het dorp Ingen zelve. Twee huizen in het centrum van het dorp werden ernstig beschadigd.
Erger was, dat twee mannen (G. van Ewijk en J. Kwint, red), die niet tijdig  dekking hadden gezocht, door een granaat werden gedood. Bij een waren velen meegegaan, om den doode de laatste eer te bewijzen. Hierbij werd angstvallig het luchtruim afgezocht, of men, ook vliegtuigen zag naderen, want de piloten namen  alles onder vuur. Men bespeurde niets, totdat plotseling allen opschrokken door  een hevige explosie op ongeveer 1 km. afstand. Een gevreesde V. 1 was rakeling  over de aanwezigen gekomen en op korten afstand neergekomen en ontploft. Van de schrik en den luchtdruk vielen en sloegen alle belangstellenden tegen den grond  en waren hevig ontdaan. Later, toen men weer thuis was werd om dit voorval  natuurlijk gelachen, doch op het oogenblik zelve dacht men, dat er iets zeer ernstigs gebeurde.
De laatste dagen van den oorlog brachten nog een bombardement, waarbij een  gebouw werd vernield en tientallen Duitschers en drie Hollandsche meisjes werden gedood. Het kerkhof van Ingen toont een 80-tal graven van Duitsche soldaten en 3 graven van bovengenoemde meisjes. Juist toen de capitulatie in zicht was, voerden de geallieerden een aantal bomaanvallen op plaatsen langs den oever van den Rijn uit waardoor enorme schade werd toegebracht.
Ook Lienden en Ommeren werden zwaar getroffen. Ook de mooie Cunera-toren te Rhenen en verscheidene boerderijen onder Kesteren werden zwaar gebombardeerd.
Jammer, dat deze streken op het allerlaatste moment nog deze verliezen te boeken kreeg.

Bron: onbekend
Terug naar de inhoud