Dhr. J.I.M. Paardekooper
Gemeente Culemborg > Burgerslachtoffers
Achternaam: Paardekooper
Voornamen: Johannes Ignatius Marie
Voorletters: J.I.M.
Rang: Sold.
Mil. onderdeel: 3-II-32 R.I.
Geboorteplaats: Oosterhout (Gld)
Geboortedatum: 21-11-1904
Overlijdensplaats: Rotterdam
Overlijdensdatum: 14-05-1940
Begraafplaats: Gem. Begraafplaats Crooswijk te Rotterdam
Gemeente: Rotterdam
Provincie: Zuid-Holland
Gedenkboek: 43
Voornamen: Johannes Ignatius Marie
Voorletters: J.I.M.
Rang: Sold.
Mil. onderdeel: 3-II-32 R.I.
Geboorteplaats: Oosterhout (Gld)
Geboortedatum: 21-11-1904
Overlijdensplaats: Rotterdam
Overlijdensdatum: 14-05-1940
Begraafplaats: Gem. Begraafplaats Crooswijk te Rotterdam
Gemeente: Rotterdam
Provincie: Zuid-Holland
Gedenkboek: 43
Rechts bakkerij Paardekooper-Ausems op de Zandstraat
De ouders van "Jan" waren hoofdonderwijzer Hermanus Petrus Paardekooper (1863-1942) uit Driebergen en Berendina Maria Grul (1879) uit Nijmegen. Ze woonden in het Gelderse Oosterhout, gemeente Valburg en kregen samen 15 kinderen, waarvan Jan de derde was.
Broodbakker Jan Paardekooper trouwde op 2 februari 1937 in Culemborg met Marie Antoinetta Aussems, de zus van de bekende Culemborgse architect. Ze hadden samen een bakkerij in de Zandstraat 20, in het huidige pand van bakkerij Verheijde. 30 maart 1939 kregen ze samen dochtertje Hermaan. Zij was 5 maanden oud toen haar vader in maart 1939 als dienstplichtige werd opgeroepen en terechtkwam bij 2-32 Regiment Infanterie. Dit bataljon maakte deel uit van Vesting Holland, dus voor verdediging van het meest westelijk deel van Nederland. Vesting Holland had een Westfront, een zuidelijk deel was groep Spui en groep Kil bevond zich rond Moerdijk, en een Oostfront met verschillende groepen oa Merwede, Utrecht, en Lek. Tot deze laatste groep hoorde ook bataljon 2-32 RI. en zijn mitrailleur compagnie MC-2-32 RI., welke bestond uit 150 man. Zij bewaakten de vakken Honswijk en Everdingen met hun respectievelijke forten. Hier verbleef Jan ook toen de oorlog uitbrak. Hij schreef op eerste pinksterdag 1940 in zijn laatste brief naar huis nog hoe hij vanuit fort Honswijk zag, dat sommige gebouwen in Culemborg in brand stonden:
"Ik maak het nog heel best. Hoe gaat het bij jullie? Wat een gevuur vanmorgen boven de stad. Ik zag het hier vanaf het fort. Het regende vuurstralen. Blijf maar zoveel mogelijk binnen gedekt.
Hoe gaat het met Hermaantje? De heleboel zal wel in het honderd liggen. Schrijf je nog even wat terug?
Ik heb de groeten gehad van die man. Heb je al wat gehoord of je weg moet?
Wat een Pinksteren hé? Had je dat donderdagmiddag kunnen denken toen ik nog bij je was?
Ik hoop je tenminste nog spoedig weer eens te zien en ons lieve Hermaantje. Daar denk ik natuurlijk dikwijls aan. Nu daag.
Je man Jan."
Kort daarop werd hij overgeplaatst naar Rotterdam. Op 14 mei 1940 was Jan daar met zijn commandopost gelegerd in een groot huis aan de Leuvenhaven 143 in Rotterdam. Zijn kameraad H. te Beest, was zojuist teruggekeerd van het halen van eten en patronen, toen zijn kapitein Arkema vroeg of hij ook nog handgranaten voor hen wilde halen. Het was rond 14.00 uur toen juist op dat moment de eerste Duitse bommen in dat gedeelte van Rotterdam vielen. Volgens zijn dienstmakker werd Jan door de zware explosies weggeslingerd en kwam terecht op een partij olievaten, nabij een pand op nr. 153. Hij raakte daarbij zo ernstig verbrand, dat hulp niet meer baatte. Doordat hij niet meer was te identificeren is hij in de dagen daarna in vermoedelijk in de verwarring op de Algemene Begraafplaats Crooswijk te Rotterdam niet bijgezet in het Militaire vak P, maar in het Burgervak GG.
Uit twee brieven van de familie Paardekooper met het Rode Kruis van juni 1940 en 31 januari 1941 bleek echter dat er toen nog steeds niets officieel bekend was over het lot van Jan Paardekooper. Op 13 juni 1941 gaf de Raad van Arbeid van Nijmegen echter al wel een overlijdensverklaring af.
In een brief van 12 juli 1941 verzocht het Rode Kruis de familie om meer gedetailleerde gegevens van het slachtoffer, om tot eventuele identificatie te kunnen komen. Na een grondig onderzoek, waarbij zelfs stoffelijke overschotten werden opgegraven, bleek dat Jan Paardekooper daar niet bij zat. Een brief van 27 november 1941 van het Rode Kruis geeft daarover uitsluitsel. Daaruit bleek tevens dat er op Crooswijk in een burgergraf "nog het geheel verbrande stoffelijk overschot van een onbekend persoon rustte, die was gevonden bij pand Leuvenhaven 153. Aangezien verschillende oud-collega's van Jan tegenstrijdige verklaringen hadden afgelegd over de exacte plaats van overlijden durfde de weduwe niet akkoord te gaan en wenste zij begrijpelijkerwijs meer bewijs wat zij schrijft in een brief van 12 december 1941 aan de burgemeester van Rotterdam. Die schreef in een reactie van 16 januari 1942 dat hij nooit 100% zekerheid kon geven. Het duurde het nog tot 3 juni 1947, totdat ook de Gemeente Culemborg een officieel overlijdensbewijs afgaf.
Mevr. Paardekoooper-Aussems heeft echter jaren geprocedeerd, voordat zij in aanmerking kwam voor een weduwe-uitkering. Ze bleef met dochter Hermaan bij haar broer in de Zandstraat wonen. Knecht Verheijde uit haar bakkerij nam de bakkerszaak toen over.
De zoon van Hermaan Stempher-Paardekooper vond in 1997 na het overlijden van Marie Paardekooper de hierboven genoemde brieven. Hij kon m.b.v. de brief van een toenmalige dienstmakker en die van het Rode Kruis, aantonen dat Jan Paardekooper met grote waarschijnlijkheid diegene was die op Leuvenhaven 153 in Rotterdam gevonden was. Hij diende met succes een verzoek in om hem op te nemen in het namenregister van het oorlogsmonument op het erehof van burgervak GG, op de Rotterdamse begraafplaats ‘Crooswijk’ aan de Kerkhoflaan te Rotterdam. Door bemiddeling van de webmaster is Jan in januari 2009 tevens opgenomen in het bestand van oorlogsslachtoffers.
Het monument 'De Vallende Man' van de Rotterdamse beeldhouwer Cor van Kralingen is een bronzen beeld van een achterovervallende, naakte mannenfiguur. Het beeld maakt onderdeel uit van een erehof met 102 grafstenen van gesneuvelde militairen. 'De Vallende Man' staat symbool voor allen die zich tijdens de Tweede Wereldoorlog hebben ingezet om Nederland te bevrijden en daarbij zijn doodgeschoten, geëxecuteerd, vermoord of gestorven in een van de concentratiekampen. Het staat ook voor hen, zoals Jan Paardekooper, die omkwamen bij gevechten, ten gevolge van bombardementen of andere oorlogshandelingen.
De foto en brieven zijn beschikbaar gesteld door Ronald Stempher, een kleinzoon van Jan Paardekooper.