Pontonniers
Gemeente West Betuwe > Mobilisatie in Ophemert
Soldaten in Hemert en Sende
In de nacht van 9 op 10 april 1940 werd Ophemert geheel onverwachts bevolkt door militairen. Veel gezinnen kregen inkwartiering van soldaten. Zelfs de lagere school werd door hen in gebruik genomen. De Hemertse en Sendense jeugd kreeg toen tot haar groot genoegen zelfs enige tijd extra vakantie.
II P.A.
De militairen, die ingekwartierd werden, vormden de zogenaamde Ile Ponton Afdeling. Dit betekende: De Ponton Afdeling van het Ile Legerkorps. Het eigenlijke depót met materiaal en verzorgingspersoneel lag in Papendrecht.
Vlak voor de mobilisatie in 1939 werd deze P.A. gemotoriseerd. Vóór die tijd werden voor het vervoer van pontons en manschappen wagens met paarden ervoor gebruikt. De afdeling bestond uit de Staf (zie foto) en twee compagnieën, elk met een compagniescommandant. Dit waren ten tijde van het verblijf in Ophemert:
1e Luitenant Blok en 2e Luitenant Franssen. Deze hadden elk nog een pelotonscommandant, nl. de vaandrigs Pannevis en Van der Linden.
In totaal omvatte de II P.A. ongeveer 200 personen.
Officierskorps
Staf + namen
v.l.n.r.: 2e Luitenant Cöhrs (arts), 2e luitenant Broedelet (technisch opzichter), le Luitenant Bisschop (betaalmeester), le Luitenant Fenega (ter gelegenheid van zijn afscheid is deze foto genomen, hij vertrok naar Indonesië, raakte daar in krijgsgevangenschap, na 5 jaar kwam hij terug in Nederland), Kapitein Caron (commandant Ile P.A., in de periode Ophemert werd hij bevorderd tot Majoor; in het normale leven werkzaam bij 's-Rijksbelastingen), le Luitenant Verweij (officier van gezondheid; hij werd opgevolgd door Cöhrs), le Luitenant Blok, Vaandrig Korthals Altes en 2e Luitenant Franssen.
Staande v.l.n.r.: de Vaandrigs Van der Hoeven, Pannevis en Van der Linden (deze foto in oktober 1939 in hun toenmalige legerplaats Wijk bij Duurstede genomen)
Molenstraat voor café Centrum, de Chevrolets de luxe van de Staf
Het wagenpark van de Ile P.A. omvatte: 34 motorrijwielen, 4 opleggers, 35 vrachtwagens, 10 personenauto's, 2 herstellingsauto's, 1 takelwagentje en 1 autobus (kantoor). Het geheel was een unicum in het toenmalige Nederlandse leger.
De zorg voor al dat rijdende materieel, dat voor het grootste gedeelte bestond uit gevorderde auto's, die snel een groen kleurtje gekregen hadden, berustte bij 2e Luitenant Broedelet, die door het Vrijwillige Landstormkorps toegevoegd was aan de Ile P.A.
Naast het snelle vervoer van personen, was dit wagenpark bedoeld om de pontons, de twee motorbootjes en het verdere grotere materieel, zoals balken en planken, te vervoeren. Al dit rijdende materiaal noemde men de korpstrein. Elk lid van de Staf had een personenwagen tot zijn beschikking, elke peletonscommandant een motorfiets. Elke compagnie had een oplegger¬keukenwagen en een reparatiewagen met gereedschap. De trucks met opleggers waren bedoeld om de pontons, de motorbootjes en het brug- en vlotmateriaal te vervoeren. De chauffeurs van deze auto's waren vrijwilligers van de V.L.M.D., die in de loop van de mobilisatie afzwaaiden. Om hun plaats in te nemen, werden met spoed pontonniers tot chauffeur opgeleid.
Deze rijdende pontonafdeling (N.B. Er waren ook Varende Ponton Afdelingen, zoals verderop blijkt) kon zich behoorlijk snel verplaatsen.
Voordat de II P.A. in Ophemert belandde, hadden de militairen in de periode na de mobilisatie o.a.een brug gebouwd bij Eethen, in het Land van Heusden en Altena, over de Maas.
Begin april 1940 kregen ze dus het bevel daar alles op te breken en te vertrekken Ophemert. Hun opdracht was om een verbinding tot stand te brengen tussen Ophemert en Dreumel, oftewel om zo een snellere verplaatsing van troepen tussen Betuwe en Maas en Waal te bewerkstelligen.
Majoor Caron, commandant II P.A., kreeg via Kapitein Lohmeijer (hij werkte bij de Staf Legerkorps) opdracht naar eigen inzicht een 5-tons veerdienst in te richten in de buurt van Herberg “De Roode Molen" in Zennewijnen. Er werd gewerkt bij, wat men toen noemde, de stoep van Chris van der Linden.
Op 9 (!) mei 1940 was het veer bruikbaar. Er was een weg van ongeveer 800 meter aan de Dreumelse kant aangelegd, met behulp van geperste rietmatten en door verhoging en verbreding van een krib van 150 meter. Pontons en de vier motorbootjes werden te water gelaten, en de oeververbinding was aanwezig. Er waren ook nog twee motorbootjes, die in het Dreumelse haventje lagen, gevorderd.
Op de Waal voor Ophemert
Op de Waal, de Pontonniers met vlotten
De Dreef vanaf de Pippert
Het wagenpark stond geparkeerd in de Dreef en werd daar door drie militairen bewaakt, één voor aan de Molenstraat, één bij de Weverstraat en één bij de Pippertsestraat. De dames werkzaam op het kasteel beijverden zich om deze stoere mannen regelmatig te voorzien van koffie. Al dat materieel zal beslist druk bekeken zijn door de inwoners van Ophemert. De burgemeester verzoekt op 27 april zelfs schriftelijk aan de "Hoog Edel Gestrengen Heer Kantonnements Commandant" om dat wagenpark af te zetten. Hij geeft als voorbeeld aan: "Plaats borden met de woorden "Verboden Toegang."
De Dreef tegenover de muziektent: een Ford V8 met een motorboot van de IIIe SchipBrugTrein
De officieren Blok, Caron en Van der Hoeven in hun commandopost in de Karnmolen
De commandant, Majoor Caron, was trouwens ingekwartierd bij het burgemeestersechtpaar. Bovengenoemd onderwerp zal dus ook wel informeel te sprake zijn geweest op Huize "Laanzicht". Bij gemeentesecretaris Van Willigen was Luitenant Broedelet ingekwartierd. Bij de familie Overeem op de Gulhof hadden luitenant Franssen en sergeant Bakker, de enige twee beroepsmilitairen van de Ile P.A., hun kwartier.
Pontonniers waren verder her en der in het dorp bij particulieren en in openbare gebouwen gelegerd, zoals de Chr. Naai- en Breischool en de lagere school.
Brug over de Ophemertse Kil in het verlengde van de Molenstraat.
Een aantal van de pontonniers, van beroep schipper, had het eigen schip naar de omgeving van Ophemert gebracht. Zo lagen er o.a. in het haventje van Varik een viertal schepen, waar hun echtgenotes verbleven.
De keukenwagens
Een 24-tal gezinnen mocht elke dag voedsel halen bij één van de twee keukenwagens, die de pontonniers in Ophemert hadden staan, één bij de school, de ander bij café "Centrum".
Een enkele officier kon het zich veroorloven wel eens te eten bij "Centrum".
Op de bestelling "Mag ik een uitsmijter van u?", kwam de onthutsende reactie: "Wa's da?", aldus de eigenaar.
Overigens was het tegen de bestaande regels in, dat de keukenwagens gebruikt werden. Dit mocht nl. enkel in oorlogstijd of op plaatsen waar geen andere mogelijkheid was. In feite had de Ile P.A. gebruik moeten maken van bestaande keukens in het dorp.
Op 1 mei 1940 trad er een regeling in werking, die de minder gegoeden extra voeding gunde uit de "Kiebelton" (zoals de etensrestenbak genoemd werd), of zo het toentertijd ambtelijk geschreven werd: "Hiermede zal zijn bereikt, dat niet ten onrechte zal kunnen worden geprofiteerd door personen, wier maatschappelijke positie of welstand van dien aard is, dat zij gratis verstrekking van warme maaltijden niet van noode hebben..."
Wat het contact betreft van de pontonniers met de inwoners van Ophemert blijkt wel dat dat goed was en dat de militairen aardig ingeburgerd waren.
Voor het lichamelijk welzijn van de pontonniers werd goed gezorgd, wat wel mocht blijken uit de animo voor de restanten van het voedsel.
Luitenant Franssen vond dat de soldaten naast hun gewone werk meer aan sport en aan hun conditie moesten doen. Het overgrote deel van de militairen had nauwelijks lessen in exercitie gehad.
Luitenant Franssen, de enige beroepsofficier onder het kader van de Ile P.A., wist dat conditie noodzakelijk was, hij zag dat de zaak ernstig was en oefening was geboden. Zo werd er geëxerceerd op de Presidentswei.
Sport op de Presidentswei
Daarnaast was er de zorg voor de vrijetijdsbesteding. Majoor Caron had o.a. de bedoeling om avonds in één van de lokalen van de school een P.B.N.A.-cursus te organiseren. Op maandag, dinsdag, woensdag en donderdagavond zou daarvoor een klaslokaal worden gebruikt. Gemeenschapscentrum TAVENU was in deze periode zo'n beetje in gebruik als kantine voor de militairen. Er werd van alles georganiseerd. Je kon er kaarten en dammen en ook waren er dansavonden. Verder richtte dominee Knijff zich op 19 april 1940 tot burgemeester en wethouders van Ophemert met een verzoek om vergunning te krijgen tot het verkopen van niet-alcoholische dranken in het openen Chr. Militair Tehuis, tevens nodigde hij de burgemeester uit om die opening bij te wonen, die op 22 april 1940 plaats zou vinden.
Op 25(!) april 1940 gaven burgemeester en wethouders van Ophemert toestemming. De schriftelijke toestemming is door de loop der gebeurtenissen niet meer afgehaald. Op 10 mei 1940 gaf Majoor Caron opdracht het veer 800 meter zuidelijk te verplaatsen.
IIle S.B.T. en V.P.T.
Naast de Ile P.A. lag er nog een groep militairen in onze gemeente. Dit was de Ille S.B.T. oftewel een Schip Bruggen Trein. Deze militairen waren hoofdzakelijk gelegerd op hun eigen vaartuigen. Ze verplaatsten zich per schip in tegenstelling tot de ons al bekende pontonniers. In eerste instantie zou deze groep een pontonbrug bouwen bij de zogenaamde stoep van Chris van der Linden in Zennewijnen.
Dit bleek moeilijk te realiseren, gezien de "hobbels" die genomen moesten worden. (o.a. de zomerkade). Men verplaatste het geheel naar de bol bij de Roode Molen (waar de Ile P.A. hun veerdienst hadden!). Daar werd een echte schipbrug gebouwd, die ook op 10 mei 1940 gereed was (Ile P.A. ging, zoals we al zagen, 800 meter zuidelijker!) De pontons werden ingezet met materieel van de IIIe SchipBrugTrein en mogelijk ook de 1e Varende PontonTrein teneinde een schipbrug te vormen 800 meter stroomafwaarts ter hoogte van Ophemert. In de uiterwaarden moesten over een oude Kil tevens een aantal pontons worden gebruikt.
Er lagen dus op 11 mei 1940 tussen Tiel en Ophemert twee schipbruggen. Dit alles natuurlijk om de grote terugtocht vanuit het zuiden (en zuid-oosten) naar de Vesting Holland mogelijk te maken. Uiteindelijk maakte eigenlijk alleen III - 3 R.I. gebruik van de schipbrug bij Ophemert. Beide bruggen zijn in de nacht van 11 op 12 mei 1940 opgebroken.Tijdens de aanleg van de schipbrug op 10 mei 1940, sneuvelde soldaat Leendert Groenewegen van der Weiden van 1-II PontonAfdeling. Leen werd in zijn hoofd geraakt door vijandelijk vuur, toen de brug gedurende de aanleg werd beschoten door Duitse vliegtuigen.
Leendert was de enige pontonnier van de P.A. die gesneuveld is in die meidagen. Hij werd tijdelijk te Ophemert begraven en eind juni 1940 is hij met militaire eer herbegraven in zijn woonplaats Nieuw-Lekkerland.
Alle informatie en foto's zijn afkomstig uit: Ophemert en Zennewijnen en de Tweede Wereldoorlog van Van Ooyen, Van Lenning en Gelens (1985)
Bron: www.grebbeberg.nl
Klik hier voor het interview dat Ooggetuigen WO2 had met mevr. Teuntje de Jong (*1933) over de oorlog in Ophememert