G.A. Johnson, marinier, april 1945 - Oorlogsslachtoffers uit Betuwe-West

Oorlogsslachtoffers uit gemeenten Buren, Culemborg en West Betuwe
Oorlogsslachtoffers West- Betuwe
Ga naar de inhoud

G.A. Johnson, marinier, april 1945

Gemeente West Betuwe > Gesn. Geallieerde militairen > Gesn. Britten en Nieuw-Zeelanders
  
Bron graffoto: R. van de Velde                                                                                                   Bron graffoto: Ronny van Hoften

Lang heeft men gedacht dat er op de Algemene begraafplaats in de gemeente Geldermalsen een graf bevond van een onbekende Engelse soldaat, die daar door de Duitsers op 23 april 1945 was begraven. Door vasthoudendheid van het onderzoeksteam Ronny van Hoften, Heidi van Houten en Jori Wiegmans, is sinds het voorjaar van 2023 duidelijkheid gekomen wie dit slachtoffer is.
Bekend is dat er in de nacht van 22 op 23 april mariniers van een Engelse elite-eenheid de Maas waren overgestoken om de Bommelwaard te bevrijden. Ze bereikten zonder weerstand het centrum van Kerkdriel, maar stuitten toen op felle Duitse tegenstand. De Britten werden teruggedreven en daarbij sneuvelden twee mariniers en raakten Ernest Cooper en Geoff Johnson vermist.
Lange tijd werd er gedacht dat Ernest Cooper in het naamloze graf lag, totdat in 2015 op een verlieslijst van het 30ste bataljon van de Royal Marines de naam Geoff Johnson opdook.

Geoff Johnson (Bron: Kevin Johnson)

Uit nader onderzoek van amateur-historicus Ronny van Hoften en het Brabants Dagblad bleek, dat een kleinzoon van Ernest Cooper een brief in zijn bezit had, waarin een lid van de Royal Marines aan de nabestaanden schreef, dat Cooper was verdronken bij het overzwemmen van de Maas. Hierdoor bleef alleen de naam Geoff Johnson over. Dit was de eerste grote aanwijzing. De tweede blijkt de doorslag te hebben gegeven: in de nalatenschap van een broer van Geoffey werd
een brief van marine Joe Dicken (30 BnRM) aan de moeder van Geoffrey Johnson gevonden. Hierin stond dat Geoffrey nog in leven was toen hij krijgsgevangen werd genomen door de Duitsers. Op basis van deze nieuwe informatie is het Joint Casualty and Compassionate Centre (JCCC) , die zich bezig houdt met de identificatie van Britse oorlogsslachtoffers, verder gaan rechercheren en werd de zaak opnieuw 'pending'.
Jori Wiegmans assisteert Van Hoften en Van Houten vaak bij hun speurtochten en hij spoorde nu via stamboomonderzoek/ genealogie de 68-jarige neef Kevin Johnson in het verre Caraibische eiland Antigua op. Die vertelde dat ook twee andere broers, Brian en Leonard, actief in het leger waren geweest. Ook bleek uit verhalen dat Geoff krijgsgevangen was gemaakt door de Duitsers. Waarschijnlijk was hij gewond geraakt en door de Duitsers meegenomen naar hun veldlazaret in Geldermalsen. Of hij is daar of tijdens het vervoer overleden en diezelfde dag nog in Geldermalsen begraven.
Op basis van bovenstaand onderzoek achtte de Britse JCCC onomstotelijk bewezen dat Geoffrey Albert Johnson degene is die begraven ligt in Geldermalsen. In mei 2023 werd door de Commonwealth War Graves meteen een nieuwe grafsteen met zijn naam op zijn graf geplaatst.


Rededication ceremonie (Bron: R van de Velde)

Op 31 oktober 2023 vond een goed bezochte en zeer indrukwekkende zgn. rededication ceremonie plaats.
Hulde aan Ronny, Heidi en Jori voor hun niet aflatende doorzettingsvermogen.

Wat is er bekend over het leven van Geoff:

Geoff, zoals zijn familie hem noemde, werd op 9 maart 1926 geboren in Woodville, Derbyshire, als zoon van William Albert Johnson (1896-1974) en Doris Irene Walker (1900-1986). Op 14 juli 1942 melde Geoff zich aan bij de Royal Marines in Lympstone. Dat was net na zijn zestiende verjaardag en sjoemelde dus 2 jaar met zijn geboortejaar, zodat het leek dat hij 18 jaar oud was. Hij kreeg het Regimental nummer PLY/X109071.
Geoff werd beschreven als 1.70 m met blond haar, hazelnootkleurige ogen en een frisse teint. Hij werkte als algemeen assistent en als geloof werd opgegeven de Church of England.
Marinier Johnson werd in januari 1945 bij 30 Royal Marines geplaatst. Toen de oorlog in Europa zijn laatste fase inging en de behoefte aan meer infanterie dringend werd, werd besloten twee Royal Marines infanteriebrigades op te richten om deel te nemen aan de definitieve nederlaag van Duitsland. 30 RM, als onderdeel van 116 Infanterie Brigade RM, verzamelde zich op 15 januari 1945 in Dalditch, Devon. Weinigen hadden enige training gehad als infanteriesoldaten, dus de taak om hen te trainen begon in Yorkshire tijdens wat werd beschreven als "bitter weer".
De mobilisatie begon in februari 1945 en op 13 februari, na een parade voor de bevelvoerend officier, kreeg de eenheid te horen dat ze onmiddellijk naar het buitenland gingen. Ze verhuisden naar het Brabantse Bergen-Op-Zoom waar de volgende 6 weken intensieve training plaatsvond.
Bron: boekje van ceremonie georganiseerd door Commonwealth War Graves Commision.

Een kort terugblik op de gevechten in Bommelerwaard eind april 1945:



Tussen 10 en 14 april 1945 verplaatste de Irene Brigade zich van Zeeland naar de omgeving van 's-Hertogenbosch. De Brigade was nu ingedeeld bij de Britse 116e Brigade die het Maasvak van Heerewaarden tot en met Besoyen bezette, met van rechts naar  links 30 Bat. Mariniers, Prinses Irene Brigade, 28 Bat. Mariniers (afgelost op  26 april 1944 door 30 Berkshire Regt.). De Brigade kreeg het vak van de spoorlijn ’s-Hertogenbosch – Hedel tot Heusden te verdedigen.
Dr. Seyss Inquart, de hoogste autoriteit in Nederland, stemde begin april 1944 ermee in dat de bezette Randstad ongehinderd van voedseltransporten werd voorzien. Hij stelde wel als voorwaarde  dat de geallieerden geen enkele aanval op West-Nederland zouden uitvoeren.  Daar stemde veldmaarschalk Montgomery mee in. "Wij gingen grif akkoord om van deze gunstige gelegenheid een voordelig gebruik te maken en het transport van voedsel, medische middelen en andere goederen die nodig waren, werd meteen in gang gezet", schreef hij later in zijn boek 'Normandy to the Baltic'. Om de voedselaanvoer goed te kunnen regelen, via het Reliefplan, richtte Montgomery een aparte organisatie op. De leiding over dit zogenoemde The Netherlands District kreeg de Britse Major-General A. Galloway. Op zondag 22 april 1945 kondigde Montgomery een algeheel aanvalsverbod af.
De Irene Brigade zat met zo'n 360 parate militairen, onder commando van luitenant-kolonel De Ruyter van Steveninck, ter hoogte van Fort Crêvecoeur, een oud, recht tegenover Hedel gelegen verdedigingswerk. Iets verderop, aan de Maas tegenover Alem, lag het 30ste Bataljon van de Engelse Royal Marines dat werd geleid door Brigadier C. Philips. Geallieerde bevelhebbers hadden de indruk dat vanwege de tyfus in de Bommelwaard er amper nog een Duitse soldaat meer te bekennen zou zijn. Na lang aandringen kreeg kapitein W. de Roos van de Brigade toestemming. Samen met sergeant-majoor De Bruin en sergeant Balster ging  hij met een van de Engelsen geleende stormboot de Maas over. Helaas zonk deze boot al snel, maar bij de sluis lag nog een oude roeiboot. Hiermee leidde hij in de nacht van 18 en 19 april de verkenningspatrouille naar Hedel.
Dezelfde nacht meldde zich een andere bron van  informatie: Gefreiter Walter diende bij een aan de wal gestationeerd  Kriegsmarine-onderdeel. Deze man zag zijn overplaatsing als een degradatie. Hij  was hierdoor zo verbitterd, dat hij in een dronken bui de Führer en zijn regime vervloekte. Als gevolg hiervan zou hij op rapport moeten komen bij de  Gruppenführer en zag hij nog maar één uitweg: de Maas over. Bij Bokhoven bereikte hij de wal en werd gevangen genomen. Hij bleek een bron van  interessante inlichtingen.
Na nog enkele verkenningen op 20 april bleek dat de noordelijke oever gedeeltelijk was ondermijnd. Doorgangen door de mijnenvelden voorzag men van witte linten en paaltjes. De burgerbevolking van Hedel bleek al geëvacueerd.
Op 21 april om kwart over elf vertrok de volgende patrouille van in  totaal zestien man. Luitenant Masthoff was de commandant van deze groep. Vijf man bleven bij de landingsplaats achter. Een groep van vijf, onder leiding van  sergeant Balster, ging de richting van Hedel verkennen. Masthoff ging met de overige zes in de richting van Ammerzoden. Een van de mannen (wm. Görres)trapte  in een droge sloot echter op een voetmijn en verloor daarbij een been. Sergeant-majoor de Bruin, zelf hierdoor gewond geraakt, tilde de zwaargewonde  man op zijn rug terug naar de landingsplaats. De gereduceerde patrouille  vervolgde zijn weg.



Het aanvalsplan Operatie Orange behelsde het volgende: de Irene Brigade steekt bij Hedel de Maas over, consolideert het gebied en trekt op richting Kerkdriel; de Engelsen doen hetzelfde bij Alem, gaan ook naar Kerkdriel en vormen samen met de Nederlanders een bruggenhoofd dat als opstap dient om verder noordwaarts te trekken en de brug bij Zaltbommel te veroveren. Op 22 april om middernacht 24.00 uur ging de operatie van start.
Om de Maas te kunnen oversteken kreeg de Irene Brigade steun van Britse Pioneers, uitgerust met drie Buffalo-landingsboten met een geruisloze motor.  Gevechtsgroep 1 vormde het bruggenhoofd. Ze staken 's nachts via de Dieze de Maas over.   De commandogroep en het eerste en tweede peloton werden bij hectometerpaal 26.1 aan land gezet. Uit de verkenningen bleek dat dit een goede landingsplaats was voor de landingsboten. De Buffalo's keerden meteen terug om het derde en het vierde peloton op te halen. Door technische problemen arriveerden ze echter een uur later. Een twaalftal Britse militairen van de Royal Engineers, ingedeeld bij het tweede en vierde peloton, begonnen de omgeving van het landingspunt op versperringen te controleren. Die bleken niet of nauwelijks aanwezig. Het eerste peloton, onder  commando van sergeant-majoor De Bruin, bleef achter om de landingsplaats te bewaken en de overige drie pelotons gingen richting Hedel  en verrasten de Duitsers volledig en zonder tegenstand namen de Irenemannen stellingen bij de landingsplaats en in Hedel in.   


Viaduct te Hedel, met op achtergrond de  boerderij met commandopost 4e peloton (foto W. van Engelen)

Het vierde peloton van ltn. Rueb, zat in de omgeving van het viaduct, oostelijk onder de weg Den Bosch - Zaltbommel. Het derde peloton o.l.v. serg-maj. Huizinga in het noorden, boven de Woerd. Het tweede peloton o.l.v. lt. Masthof aan de westrand van het dorp, in en om de ruïne van de St. Janschool. (zie kaart hierboven)
De kapotgeschoten slagerij van de Fam. Van den Bogert richtte Majoor Paessens in als commandopost. Deze post, aan het Kleinveld, was goed centraal gelegen. Het radiostation werd onmiddellijk geïnstalleerd onder de toonbank en al snel stond men in verbinding met het Brigadehoofdkwartier aan de overkant. Taak van de gehele gevechtsgroep  was het de Duitsers te beletten door te dringen in Hedel.
Op 23 april   kreeg het eerste peloton van De Bruin bij de landingsplaats voor het eerst de Duitsers in  zicht. Ze werden rond 7.30 uur opgeschrikt door geweervuur vanuit de richting Ammerzoden. Het ging om een groep van een man of zes die zich ingroeven in de dijk.
Twaalf Britse Engineers hadden ondertussen een nieuw landingspunt vrijgemaakt van mijnen en versperringen. De plek ligt zuidelijk van Hedel, langs het zgn. Bietenhaventje. Het is de plaats waar vroeger de veerpont  aanlegde en daardoor erg geschikt voor de Buffalo's. De ligging was recht tegenover het Fort Crêvecoeur. De af te leggen afstand over de Maas werd nu belangrijk verkort. Dus minder risico voor vijandelijk vuur. Nadat dit alles was gerealiseerd, begon men met het  overbrengen van de zwaardere wapens, zoals mitrailleurs en mortieren. Die waren  nodig om de gewonnen posities beter te kunnen verdedigen.
Rond 10.00 uur kwam Gevechtsgroep I bij deze landingsplaats aan land.
Om 11.00 uur gingen twee patrouilles o.l.v. lt. Rueb van de Brigade, richting Velddriel en Kerkdriel om daar contact te maken met de Britse mariniers.

'
De  Rooms-katholieke kerk (foto W. van Engelen)

'Tot aan het spoor hier ging het goed maar daarna kwamen de patrouilles, die bestonden uit tweemaal vier, ss driehonderd meter ver. In enkele dijkhuisjes, ten oosten van het station, zaten  zo'n vijfentwintig Duitsers die ons met Spandaus (mitrailleurs) onder vuur namen. Het bruggenhoofd met de Engelsen kwam niet tot stand.'

Het derde peloton van serg-maj. Huizinga nabij boerderij De Woerd werd  plotseling aangevallen, waardoor het langzaam
 terugtrok. Een gedeelte daarvan bij de R.K.- kerk, waarbij een brenschutter en- helper( J. Grootendorst en R van den Beek) werden gedood. De Duitsers beschikten over verschillende mitrailleurs en verschansten zich in huizen en achter muren. De 30 mannen van het 1ste peloton ondernamen een tegenaanval om de Duitsers weer uit de huizen drijven. Ze kregen voor deze opdracht versterking van een sectie (10 man) van het tweede peloton. Ondertussen leverde de Batterij Artillerie vanuit Vlijmen aan de overkant, uiterst precies werk af.

 
Boerderij De Woerd (foto W. v. Engelen, Hedel)   
                                                          
Ook de mortiergroep was inmiddels goed ingeschoten en gaf steun, mede hierdoor werd het terrein in de binnenstad voet voor voet door de Irene Brigade met bajonet en handgranaten veroverd. Dezelfde middag sneuvelde ook sergeant Kraay. Hij was ingedeeld als schutter van een Vickers-mitrailleur bij het vierde peloton van kapitein Post. Hij kreeg orders om vanaf de kruin vanaf een dijk op de Duitsers in het koolveld te schieten. Hier had hij een prima gezichtsveld, maar die positie bleek te gevaarlijk. Hij werd getroffen door een kogel van een sluipschutter. Onder het viaduct kreeg hij een voorlopig graf.

De Nederlands-Hervormde kerk te Hedel  (foto W. v. Engelen, Hedel)

Op 22 april kreeg de 30 RM het bevel om over de rivier de Maas aan te vallen - de zgn. Operatie Mamba. Tijdens de eerste fase, de verovering van het eiland Alem, ondervonden ze weinig tegenstand maar bij Kerkdriel werd al snel duidelijk dat er veel meer Duitsers waren dan eerder was gemeld. Tijdens de actie op 22/23 april werden drie mariniers als vermist opgegeven, waarvan Geoff Johnson er één van was. Op 25 april kregen ze het bevel zich over de Maas terug te trekken om hun oorspronkelijke positie te behouden.
De oorspronkelijke operatie voor de Britten en de Brigade met als doel de brug bij Zaltbommel te veroveren werd opgegeven, maar toch kreeg de Irene Brigade opdracht Hedel te behouden. Uiteindelijk als donderslag bij heldere hemel kwam op 25 april om 12.00 uur het bericht dat ook deze brigade zich moest terugtrekken naar de zuidoever van de Maas.
Hedel vormde een tragisch slot van de actieve deelneming van de Irene Brigade aan de Tweede Wereldoorlog. De operatie werd ingezet op het moment dat elke dag een staakt het vuren verwacht kon worden. Het vasthouden van een bruggenhoofd zonder enig uitzicht op uitbreiding ervan, was militair gezien een nutteloze onderneming.
 
Terug naar de inhoud