Dhr. L.W.J. Brans - Oorlogsslachtoffers uit Betuwe-West

Oorlogsslachtoffers uit gemeenten Buren, Culemborg en West Betuwe
Oorlogsslachtoffers West- Betuwe
Ga naar de inhoud

Dhr. L.W.J. Brans

Gemeente West Betuwe > Burgerslachtoffers > Rumpt
Achternaam: Brans
Voornamen: Lambertus Wilhelmus Josephus
Voorletters: L.W.J.
Beroep: Arbeider
Geboorteplaats: Deil
Geboortedatum: 06-03-1917
Overlijdensplaats: Oberndorf am Neckar, Landkreis Rottweil
Overlijdensdatum: 07-01-1945
Begraafplaats: Nederlands ereveld te Frankfurt am Main, Frankfurt-Oberrad
Gemeente: Frankfurt am Main
Provincie: Hessen
Land: Duitsland
Vak: F
Rij; 2
Nummer: 10

Bron foto graf: OGS
Cornelis met zijn dochter Helena rond 1910
Bidprentje van eerste vrouw van Cornelis (bron Ton van Tetrode)

De ouders van Lambert "Broer" waren  landbouwer Cornelis Brans  (1872-1937) uit Deil en Margaretha Rijnhout (1871- 1933) uit Acquoy. Margaretha was 46 jaar toen Lambertus  werd geboren. Volgens directe familie was hij zwak begaafd.
Cornelis trouwde in 1904 met Aleida de Zeeuw (1869-1906), maar kort na het  huwelijk overleed zij in het kraambed en bleef Cornelis achter met dochter Helena (1906-1969). Zij werd  tot haar trouwen liefdevol opgenomen door "Tante Maai", een zus van haar vader, die huishoudster was bij een  domineesgezin in Rumpt en bij hen inwoonde. Vader was toevalligerwijze ook  koetsier bij  deze welgestelde familie.
Cornelis  hertrouwde op 3 november 1915 met Margaretha Rijnhout, weduwe van  Jacobus Thomas Jansen (1867-1909). Zij had uit haar eerste huwelijk vier kinderen: Maria Jacoba Antonia, Jacobus, Jacoba Josepha,  Johannes Jacobus. Het gezin woonde in Rumpt op "R 32 ged.".

Bron  foto: Corrie Bronk

Margaretha  was kastelein in het dorpshuis Albertine van Kesselstichting in Rumpt (zie  foto) en  leverde samen met haar collega J. den Adel bij toerbeurt de consumpties voor het buffet. Dit gebouw werd in 1912 gebouwd en  bestond uit een zaal, portaal, kleedkamer, privaat, buffet, urinoir, werkplaats  en toneel. Het werd verwarmd door een flinke kachel en tot 1924 geschiedde de  verlichting door grote petroleumlampen. De nooduitgangen bevonden zich aan de  zijkanten.
Cornelis  rond 1928 (bron Ton van Tetrode)

Volgens het bevolkingsregister verhuisde "transporteur"  Lambertus in juli 1938 naar Acquoy, vervolgens in augustus 1940 naar Utrecht en  tenslotte in juli 1943 naar Gorinchem op Kalkhaven 33. Hij was volgens de  Duitse overlijdensakte gehuwd, maar daar zijn in Nederland geen bewijzen voor  gevonden.
In het bevolkingsregister te Gorinchem  staat op zijn kaart de notitie "ccccccccc" en komt zijn naam voor op de lijst  van "gezochte en cccccccc personen". Via de Arbeitseinsatz werd hij  tewerkgesteld bij Julius  Voltelers “Hechf” tussen 5 april 1943 en 6 oktober 1944. Hij verbleef in Reutlingen.
Wat er precies met Lambert is gebeurd, moet ook nog worden onderzocht. Hij verbleef  op een zeker moment in een "Arbeitserziehungslager"  (heropvoedingskamp)  in Oberndorf am   Neckar. Hij is hier 's morgens op 7 januari 1945 overleden aan de  gevolgen van een hartspieraandoening en tuberculose.
Lambert is op het  plaatselijk begraafplaats in Oberndorf begraven
op nummer  XXII, 11 or XXXI/11. In de vijftiger jaren is hij herbegraven op het Nederlands ereveld te Frankfurt am Main, Frankfurt-Oberrad.

De verschrikkingen van het nationaalsocialisme werden voor de   buitenlandse arbeiders die in het zuidwesten van Duitsland waren   tewerkgesteld, nog het meest belichaamd door Aistaig. Dit gehucht, dat drie   kilometer ten noorden van Oberndorf am Neckar in het   Lautenbachtal ligt, heeft zijn naam gegeven aan één van de ergste Arbeitserziehungslager van het Derde Rijk. Het   'heropvoedingskamp' werd in september en oktober 1941 opgebouwd en   op 18 februari van het jaar daarop voor het eerst genoemd als AEL   Oberndorf-Aistaig (Württemberg). Het zou gaan ressorteren onder de   Gestapo-Leitstelle te Stuttgart. Door overbrenging van Insassen   uit het AEL Kniebis-Ruhestein bij Baiersbronn werd Aistaig in maart   1942 in gebruik genomen.

Leiding   en personeel
Het 15 (soms oplopend tot 40) man sterke bewakingspersoneel   werd gevormd door SS’ers, waarvan sommigen geestelijk te labiel   waren voor inzet aan het front. Anderen bleken over een criminele   inslag te beschikken die zelfs voor SS-begrippen te bar was. Aistaig   was voor deze laatsten zelf het voorportaal van een strafbataljon.   Ook overgelopen Oekraïners, die wel Duitse uniformen droegen maar   vaak geen woord in die taal machtig waren, werden als bewakers   ingezet. Als kampcommandant wordt een zekere Otto Rappold genoemd,   een Kriminalpolizist uit Stuttgart die bij de Gestapo was   ingedeeld.

Gedetineerden
Een Erlaß van Reichsführer-SS Himmler van 28 mei 1941   legde de basis voor het instellen van Arbeitserziehungslager, ter   opvoeding van "...notorischer Bummelanten,   Arbeitsvertragsbrüchigen und Arbeitsscheuen." Aistaig telde als   gevangenen aanvankelijk vooral alcoholisten en a-sociale elementen,   voor de nazis overigens een zeer ruim begrip. Later kwamen daar ook   werkweigeraars bij en lieden "...die in gewerblichen Unternehmen   zum Schaden der Kriegswirtschaft Sabotage getrieben haben."
Voor een periode van hoogstens 56 dagen konden in de loop van   de oorlog ook Fremdarbeiter (in het kader van de Arbeitseinsatz verplicht tewerkgestelde buitenlanders) naar het   AEL Aistaig-Oberndorf gestuurd worden, als straf voor vluchtpogingen   of andere vergrijpen tegen de arbeidsdiscipline. In sommige   gevallen, zoals moedwillige vernieling, werd de straf tot drie   maanden verlengd. De kampbevolking bestond voor het grootste   gedeelte uit Duitse, Poolse, Russische en Nederlandse gevangenen.   Dezen waren afkomstig uit de regio's rond Stuttgart, Karlsruhe en   Mannheim. Andere nationaliteiten waren (net als in de rest van dat   deel van Duitsland) minder vertegenwoordigd. Er zijn tussen 1942 en   1945 meer dan 4400 mensen in Aistaig geïnterneerd geweest. Gemiddeld   verbleven er zo'n 400 mensen tegelijkertijd in het kamp, maar dit   aantal kon soms oplopen tot 700.

Tewerkstelling
Arbeitserziehungslager waren een instrument van het SS-Wirtschafts-Verwaltungs-Hauptamt en de gevangenen werden   'verhuurd' aan verschillende bedrijven. Tewerkstelling van Aistaiger vond plaats in de wijde omgeving van het kamp. In grauwe militaire werkkleding, op houten klompschoenen en met een rond legermutsje uit   de Eerste Wereldoorlog (Krätzchen) op het kaalgeschoren hoofd kon men de gevangenen zien laden en lossen op het spooremplacement van de Mauser-Werke in Oberndorf a.N., een wapenfabriek waar tegen het einde van de oorlog zo'n 5200 buitenlandse arbeiders   tewerkgesteld waren. De gemeente-autoriteiten van Oberndorf zetten   de gevangenen aan het werk bij het uithouwen van Luftschutzstollen ('schuilgrotten') in de krijtrotsen rondom het Neckartal. Ook bij de Maschinenfabrik MAFELL in Aistaig zelf   en bij de Buntweberei Sulz GmbH werden zij bij Außenarbeiten tewerkgesteld.

Lijden en sterven
Dwangarbeid was niet het enige waarmee men weer in het gareel werd geduwd: de gevangenen waren ook tijdens hun slavenarbeid uitgeleverd aan de sadistische grillen van hun bewakers die ineens, soms voor de ogen van voorbijgangers en zonder duidelijke aanleiding, konden overgaan tot hysterische ranselpartijen. De situatie in het AEL zelf laat zich raden. Naar verluidt is in 1951 één van de Lageraufseher voor het gerecht in Stuttgart verschenen op beschuldiging van twaalf gevallen van mishandeling, waarvan één met dodelijke afloop. Hij kreeg vrijspraak omdat hij voor dezelfde feiten al voor een Franse militaire rechtbank was verschenen.
Het exacte aantal dodelijke slachtoffers in Aistaig zal altijd wel duister blijven. Naar verluidt zijn 18 hiervan terechtgekomen in de anatomiezaal van de medische faculteit in Tübingen; anderen werden afgevoerd naar het crematorium van Schwenningen. Hiertoe behoorden zeker drie Nederlanders. Het overlijdensregister van Schwenningen vermeldt hun namen met het AEL Oberndorf-Aistaig als laatste verblijfplaats. Officieel zijn er 79 sterfgevallen van   Aistaig-Insassen bekend en aangegeven bij het Standesamt in   Oberndorf. Minstens 73 hiervan betreffen het overlijden van buitenlanders. "Kreislaufschwäche", "Lungenentzündung",  "Herzversagen" en "Gefäßlähmung durch rasche Abkühlung" werden verhullend aangetekend als doodsoorzaken. Op het kerkhof van Oberndorf bevinden zich acht anonieme graven met de stoffelijke resten van Aistaiger, die na het einde van de oorlog in een greppel bij het kamp zijn aangetroffen. Later zijn uit een dichtgestorte   schuilgrot in de bossen bij Aistaig nog eens zeven lijken en delen van lijken geborgen.
De terreur van een regulier concentratiekamp moest, waarschijnlijk op aanwijzing van Heinrich Himmler zelf, in een opvoedingskamp gecomprimeerd worden, juist vanwege de relatief korte detentieperiode aldaar en om afschrikwekkend te werken op andere   arbeiders. AEL Oberndorf-Aistaig beantwoordde volledig aan de wensen van de "Reichsführer-SS u. Chef der deutschen Polizei". Net als in de concentratiekampen was hier een zgn. "Bunker", waar gevangenen alleen of op elkaar geperst de rest van hun straftijd tot maximaal twee maanden moesten doorbrengen voor bijvoorbeeld   ontsnappingspogingen. In volkomen duisternis en volledig geïsoleerd   van de buitenwereld moest men hier, vastgeketend, het weinige eten afwachten dat eens in de 48 uur werd verstrekt. Verder was er middenin het kamp een paal opgesteld waaraan gevangenen werden vastgebonden met o.a. ijzerdraad om hun nek. Zo tentoongesteld als afschrikwekkend voorbeeld voor de anderen moesten zij soms dagen achtereen staan tot ze bezweken.
Bij het naderen van de geallieerde troepen werd de administratie van het kamp vernietigd en zo'n 200 gevangenen die nog konden lopen, werden door de SS naar Dautmergen über Balingen gevoerd. Hier was een buitencommando van het concentratiekamp Natzweiler-Struthof gevestigd, dat op 12 en 13 april naar Dachau werd geëvacueerd. Bij de bevrijding van Aistaig op 18 april 1945 werden nog vijftig mensen in het kamp aangetroffen en van hen werden er later twaalf, die bijna letterlijk tot skeletten vermagerd waren, in   het Städtische Krankenhaus in Oberndorf opgenomen. Het kamp zelf werd in de nacht van 18 op 19  april door bewoners van het dorp Aistaig platgebrand, uit angst voor de oprukkende Fransen. Een gedenksteen in   het Lautenbachtal herinnert nog aan de verschrikkingen van het AEL Oberndorf-Aistaig.
Bron: Wikipedia

Klik hier  voor de officiële Duitse overlijdensakte van Lambert.

 
Met dank aan de leden van het  Stamboomvragenforum, met name Ludmilla van Santen-Bergmaier en Marius van  Loon
Terug naar de inhoud