Drama met landmijnen - Oorlogsslachtoffers uit Betuwe-West

Oorlogsslachtoffers uit gemeenten Buren, Culemborg en West Betuwe
Oorlogsslachtoffers West- Betuwe
Ga naar de inhoud

Drama met landmijnen

Gemeente Culemborg > Slachtoffers door munitie
Bron: De Bommelwaard 5 okt. 1945


Bron: Culemborgse Courant 3 oktober 1945

Bij deze ramp in Zaltbommel op 2 oktober 1945 kwam ook de zesjarige Gerrit Lucas "Luukje/ Lukie" van Hattum (vernoemd naar zijn opa) om het leven. Hij was toevallig aan het logeren bij zijn oom en zat in zijn auto die achter de vrachtwagen stond bij de ontploffing.  
Zijn ouders waren Arnhemmer Pieter Willem van Hattum (1905-1989) en de Amsterdamse Johanna Wihelmina Driesen (1913-1999).
Hun graf is hier op de Hervormde Begraafplaats in Culemborg te vinden. Ze hadden ook nog een andere zoon: Victor.



Op de Oude algemene Begraafplaats Bossche Poort, Boschstraat in Zaltbommel ligt het gezamenlijk graf van Luukje en de 45-jarige Vlissinger Gerhardus Wilhelm Meijer (1900-1945). Hij was directeur NV Gebr. van Hattum Aannemingsbedrijf en in 1925 in Zaltbommel getrouwd met Hendrika Hendrika Jacomina van Hattum (1903-1959), een oudere zus van de vader van Luukje. Zij kregen samen een zoon Gerrit Johannes Herbertus in 1931. Hendrika is na haar overlijden in 1962 bijgezet.
In 1982 heeft Gerrit, namens de familie Meijer, geprobeerd het stoffelijk overschot van zijn vader te laten overbrengen naar het Ereveld Loenen. De burgemeester van Zaltbommel gaf echter geen toestemming, omdat niet met zekerheid was aan te geven op welke plaats in de grafruimte de stoffelijke resten van zijn vader zich bevonden.

Bron: De Bommelwaard 5 okt. 1945    

                                                                              Bron: De Bommelwaard 3 okt. 1945


Bron: De Bommelerwaard van 9 okt. 1945


Mijnen kostten in de Tweede Wereldoorlog 17 burgerlevens in de Bommelerwaard
door Gerrit Verkuil in het weekblad De Toren van 4 januari 1996

Oudere Bommelenvaarders zullen zich nog goed herinneren hoe door de verraderlijke landmijnen aan het eind van de Tweede Wereldoorlog en ook daarna tal van streekgenoten omkwamen of die er één of meerdere ledematen door verspeelden.
 
De Duitse bezetters gingen op grote schaal over tot het leggen van mijnen nadat eind 1944 de opmars van de geallieerden ten zuiden van de grote rivieren staakte. De meeste daarvan werden aan de noordkant van de Maas vanaf het Hollands Diep tot aan ongeveer Heerewaarden gelegd. Dat gebeurde omdat het voor de Duitsers ondoenlijk was zon lange frontlinie goed onder controle te houden en om schrik in te boezemen bij de zogenaamde crossers en geallieerde patrouilles, die vanuit Brabant in het bezette gebied poolshoogte wilden nemen. De meeste mijnen van verschillende zwaarte werden volgens een bepaald systeem vrijwel onzichtbaar onder de grond verstopt. Alleen de ontstekingen staken er bovenuit en in veel gevallen werden deze met draden aan elkaar verbonden. Het was dan ook levensgevaarlijk zich in een zogenaamd mijnengebied te begeven. Behalve van grondmijnen maakten de bezetten ook wel gebruik van zogenaamde boobytraps. Die brachten ze ondermeer achter deuren van leegstaande woningen aan. De ontsteking werd met een draad aan de deurknop verbonden. Wanneer iemand probeerde naar binnen te gaan had dat veelal een fataal gevolg.

450.000
Uit een overzicht van een Engelse generaal is de heer J. van Voorthuizen uit Kerkwijk. lid van de Studiegroep Nederland Rapportage '39-'45 aan de weet gekomen dat er na de oorlog ten noorden van de Maas vanaf de monding van de Amer tot en met Heerewaarden maar liefst 450.000 mijnen zijn opgeruimd. In oktober 1945 was de klus geklaard maar tot die tijd kostten deze verraderlijke explosieven alleen al in de Bommelerwaard het leven aan veertien burgers. Sommigen kwamen om omdat ze zonder kennis van zaken trachtten de mijnen te demonteren en weer anderen omdat ze dwars door een mijnenveld over de uiterwaard en via de Maas naar het bevrijde deel van Nederland wilden. Er waren echter ook mensen, die tijdens hun werk verongelukten. Eén van hen was de Commandant van de Binnenlandse Strijdkrachten in de Bommelerwaard. Deze werd gedood toen een vrachtauto vol opgegraven mijnen voor zijn woning aan de Waalkade in Zaltbommel ontplofte. Tot de slachtoffers behoorde ook een jonge Bruchemse boerenzoon. Hij reed tijdens ploegwerkzaamheden in Hedel met zijn tractor op een tankmijn.

Krijgsgevangenen  
Direct na de bevrijding werd een begin gemaakt met het opruimen van de verraderlijke projectielen. Aanvankelijk lag het in de bedoeling dat dit zou gebeuren door Nederlandse infanteristen, die daarvoor in België waren opgeleid door een Engelse genie-eenheid. Omdat er zoveel oorlogstuig in de grond zat werden er ook Engelse en Canadese soldaten aan de gang gezet. Echt schot kwam er pas in het werk toen er Duitse krijgsgevangenen in werden geschakeld. Zij vormden de zogenaamde Draeger Geniebrigade, bestaande uit twee pionierregimenten met in totaal 3300 soldaten. Omdat er onvoldoende mijndetectors waren werd er veelal met ijzeren pennen in de grond gestoken.

Achterblijven
Eén van de grootste handicaps bij deze operatie was vaak het gemis van stafkaarten, waarop de mijnenvelden duidelijk waren aangegeven. Mede daardoor kwamen bij de opruiming 162 Duitsers om het leven en raakten er 381 gewond. Van de Nederlandse militairen sneuvelden er 26 en waren er 23 gewonden. Ondanks het precisiewerk bleven er her en der nog wat mijnen achter. Deze ontnamen in de jaren zestig nog het leven aan drie streekgenoten, waardoor het 'burger-mijndoden' in de Bommelerwaard op zeventien kwam.

Opruimen van mijnen in de Betuwe
Bron: Culemborgse Courant 9 nov. 1945

Langzamerhand keert het Betuwse leven terug tot zijn normalen gang. De inundatiegebieden zijn watervrij-gemaakt, versperringen en tankvallen zijn verdwenen. Noodwoningen verrijzen, zowel voor de landbouwende als burgerbevolking. Ze worden gebouwd van afbraaksteen of betonelementen. Deze laatste waren in de Zuid-Hollandse betonfabrieken gemaakt op last van de Duitse Weermacht en moesten naar Duitsland worden getransporteerd. Gelukkig hebben ze een andere bestemming gekregen.
De noodwoningen, die verrijzen, bestaan uit een woonkeuken, twee slaapkamertjes, een W.C., alles op den begane grond.. Verder komen al meer landerijen weer in cultuur door gestage, mijnopruiming. Duizenden en duizenden dezer helse machines hebben de Betuwe gemaakt tot een gebied, gevaarlijk om te betreden.
Ondanks alle voorzichtigheid, die men n acht neemt bij de mijn-opruiming, komen er herhaaldelijk vreselijke ongelukken voor, als b.v. te Zaltbommel waar enkelen van onze beste vaderlanders door het plots exploderen van een mijn werden gedood.
Bij het mijnen-opruimen kan men twee methodes volgen, de z.g. front-methode, waarbij men zoveel mogelijk het mijnengevaar opruimt, of de methode, waarbij men alle gevaar weg werkt. Op sommige plaatsen van ons land, is men, met het oog op de opruiming der mijnen, overgegaan tot het oprichten van een cursus voor mijnopruiming. Dat het aantal deelnemers aan zo’n cursus nog al eens sterk terugliep, was wel een bewijs, dat velen het mijnen-ruimen een al te gevaarlijk werkje vonden.  
 
En inderdaad, er zijn vele gevaren aan verbonden, tenminste voor den leek. Alleen een oordeelkundige opruiming is gevaarloos vrijwel. En daar komt bij, dat het een bezielende arbeid is: steeds weer wordt, na zuivering van het mijnenveld, een stukje, vaak kostbare grond, zoals in het Land van Altena, de Betuwe, enz. aan het vaderland teruggegeven.
De mijnen kan men onderscheiden in twee soorten, ril. mijnen tegen tanks, mijnen tegen personen. Er zijn verschillende soorten te onderscheiden: de glasmijn, de S-mijn, de regelmijn, de houtmijn, enz. Door het aanbrengen van trek- en struikeldraden wordt het gevaar nog vergroot. Vergelijkt men de Geallieerde mijnen met de Duitse, dan treft ons aanstonds de eenvoudigheid der eerste en de gecompliceerdheid der laatste. De Geallieerde tanks zijn echter zeer intensief in hun werking.
 
Zal de „personen-mijn" tot ontploffing komen, dan is er ongeveer een druk nodig van 5 kg, voor „voertuigenmijnen", een veel grotere druk. De mijnen worden opgespoord met behulp van stokken met scherpe punten, die direct reageren, wanneer ze in de buurt van mijnen komen. Soms behoeft de punt maar enkele centimeters in de grond gestoken te worden om de mijnen te ontdekken. Na opsporing worden de mijnen vaak met vijf of meer tegelijk tot ontploffing gebracht. Ze worden dan van een slagkoord voorzien, waarlangs het ontstekingsvuur zich met een snelheid van 1 cm. per sec. voortbeweegt. Dan volgt een hevige explosie. Een zware, zwarte rookzuil stijgt op en de donderende slag plant zich uren voort.


Terug naar de inhoud