Hr. A. Booij
Gemeente Buren > Burgerslachtoffers > Ingen
Achternaam: Booij
Voornamen: Adrianus Roelof
Voorletters: A.R.
Beroep: Landbouwer
Voornamen: Adrianus Roelof
Voorletters: A.R.
Beroep: Landbouwer
Geboorteplaats: Echteld
Geboortedatum: 22-07-1925
Overlijdensplaats: Echteld
Overlijdensdatum: 15-10-1944
Begraafplaats: Algemene Begraafplaats te Ingen
Gemeente: Buren
Geboortedatum: 22-07-1925
Overlijdensplaats: Echteld
Overlijdensdatum: 15-10-1944
Begraafplaats: Algemene Begraafplaats te Ingen
Gemeente: Buren
Provincie: Gelderland
De ouders van "Addie" waren fruitteler Dirk Lucas Booij en Cornelia Garda Hol (1897-1950). Ze kregen twee kinderen: Adrianus Roelof en Elisabeth Johanna "Bettie"(*1930). Het gezin raakte in de meidagen van 1940 hun huis in Ochten kwijt a.g.v. de gevechten rondom de Grebbeberg. In 1942 keerden ze weer terug.
Addie was samen met zijn vader en neef Roelof Hol door de Duitsers op 9 oktober 1944 opgepakt en ondergebracht in het werkkamp Overbroek, dat was gelegen aan de Nieuwe Dijk en de Burgemeester Houtkoperaan in Ochten (Echteld). Bij de bouw in 1941 was het bedoeld als opvang van langdurig werklozen. De bewoners van het kamp moesten helpen bij het slopen van een deel van de Grebbelinie; de Linie Ochten-Spees, Kesteren. Verder werden zij ingezet om de oorlogsschade van 1940 te herstellen. Oorspronkelijk zou het kamp na de sloop van de Linie zelf ook gesloopt worden, maar al vrij snel na ingebruikname bevonden er zich in het kamp ongeveer 150 Joden, die er enkele weken verbleven. Het kamp was toen eigenlijk in gebruik als wachtkamer voor Kamp Westerbork.
Na het vertrek van de joden werd het kamp gebruikt voor het huisvesten van leden van de Nederlandse Arbeidsdienst. Vanaf 1944 werden (gedwongen) arbeiders ingezet om de verdedigingsdijk van de Grebbelinie weer in de oorspronkelijke staat te herstellen. De houten barakken van het kamp waren regelmatig doelwit van geallieerde beschietingen en de Duitsers besloten midden oktober 1944 in allerijl het kamp te verlaten met medeneming van de 'dwangarbeiders'.
Na het vertrek van de joden werd het kamp gebruikt voor het huisvesten van leden van de Nederlandse Arbeidsdienst. Vanaf 1944 werden (gedwongen) arbeiders ingezet om de verdedigingsdijk van de Grebbelinie weer in de oorspronkelijke staat te herstellen. De houten barakken van het kamp waren regelmatig doelwit van geallieerde beschietingen en de Duitsers besloten midden oktober 1944 in allerijl het kamp te verlaten met medeneming van de 'dwangarbeiders'.
Aan de hand van het dagboek van zijn toen 14-jarige zus Bettie, lezen we gedetailleerd wat er is gebeurd:
"In de periode september-oktober 1944 werd het gezin weer geëvacueerd en wederom opgevangen bij Dr. A.R. Hol, een zuster van Cornelia, aan de Brei in Ingen.
Het gezin Booij werd in de periode september-oktober 1944 voor de tweede keer geëvacueerd van Ochten naar Ingen, waar ze wederom door Dr. A.R. Hol ("Jaan"), een zuster van moeder, werden opgevangen. Zij was ongehuwd, gepromoveerd in de Nederlandse Letteren en lerares Nederlands in Aalten en later in Tiel. Zij was gespecialiseerd in de dialectologie en schreef o.a. het boek "De Betuwe".
Niet veel later kwam haar neef Roedie Hol bij haar in huis wonen. Roedie = "Roet" (R.P.G. Hol) was een zoon van haar broer Gosen, die in Amsterdam woonde. Ook Addie trok bij hen in huis. Zij beiden runden het fruitbedrijf en ontliepen waarschijnlijk op deze wijze de Arbeidsinzet in Duitsland."
Doordat Ochten inmiddels geheel was geëvacueerd, werd Addie op het gemeentehuis van Lienden als overleden zijnde opgegeven, .
Bron foto: mevr. B. Coops-Booij