Dhr. P.S. Bakker
Gemeente West Betuwe > Waalcrossings > Slachtoffers Waalcrossings > Crossers bij Heesselt verdronken 7-1-1945
Achternaam: Bakker
Voornamen: Pieter Sijbren
Voornamen: Pieter Sijbren
Voorletters: P S
Beroep: Bedrijfsleider paraplufabriek in Nijmegen
Geboorteplaats: Den Haag
Geboortedatum: 27-02-1910
Overlijdensplaats: Heesselt/ Rossum
Overlijdensdatum: 07-01-1945
Beroep: Bedrijfsleider paraplufabriek in Nijmegen
Geboorteplaats: Den Haag
Geboortedatum: 27-02-1910
Overlijdensplaats: Heesselt/ Rossum
Overlijdensdatum: 07-01-1945
Begraafplaats: Lichaam is nooit gevonden
Pieter Sijbren Bakker (Bron foto K. Mollema)
De ouders van Pieter waren meesterknecht Nicolaas Bakker (1882- Nijmegen 1924) en Helena van der Schaar (1880-1962). Zij trouwden in 1906 in Schiedam en kregen de volgende kinderen:
- Franciscus Johannes (*1907)
- Pieter Sijbren (1910-1945)
- Adrianus Marinus (*1912)
- Martinus Cornelis (1913- Druten 1945)
- Johan
- Cornelia Martha
- Clazina Helena
- Rudolf
- Martha
- Nicolaas
Pieter trouwde met Johanna "Jo" Geertruida van Schaijk (*Ubbergen 1911), wiens moeder Cornelia Johanna Bregt uit Varik kwam. Hij was bedrijfsleider van een paraplufabriek aan de Van Oldenbarneveltstraat in Nijmegen. Hij woonde daar met zijn gezin op de Berg en Dalseweg 244.
Hij was een actief lid van de verzetsgroep rond het verzetsblad Trouw en hij verspreidde diverse illegale bladen. Ook steunde hij het verzet financieel.
In het kader van de Arbeitseinsatz werd hij op transport gesteld naar Duitsland, maar wist te ontsnappen en in Drenthe onder te duiken. Door verraad werd hij op 11 december 1943, toen hij even thuis was, opgepakt en verbleef tot juli 1944 in Kamp Vught. Van daaruit werd hij overgebracht naar het beruchte Wolvenplein-complex in Utrecht. Hij werd er veroordeeld tot 10 maanden cel en werd in oktober 1944 uit de gevangenis ontslagen. Hij deed vergeefse pogingen om vanuit Noord-Nederland zijn vrouw in het bevrijde Nijmegen te bereiken. Pieter is via Ds. De Jong en huisarts De Jong, beiden uit Rossum, 's avonds op 7 januari 1945 bij de oversteekplaats gekomen. Deze laatse poging werd hem, samen met vijf lotgenoten, fataal.
In het kader van de Arbeitseinsatz werd hij op transport gesteld naar Duitsland, maar wist te ontsnappen en in Drenthe onder te duiken. Door verraad werd hij op 11 december 1943, toen hij even thuis was, opgepakt en verbleef tot juli 1944 in Kamp Vught. Van daaruit werd hij overgebracht naar het beruchte Wolvenplein-complex in Utrecht. Hij werd er veroordeeld tot 10 maanden cel en werd in oktober 1944 uit de gevangenis ontslagen. Hij deed vergeefse pogingen om vanuit Noord-Nederland zijn vrouw in het bevrijde Nijmegen te bereiken. Pieter is via Ds. De Jong en huisarts De Jong, beiden uit Rossum, 's avonds op 7 januari 1945 bij de oversteekplaats gekomen. Deze laatse poging werd hem, samen met vijf lotgenoten, fataal.
Zijn naam staat vermeld op de herdenkingsplaquette in de Protestantse Maranathakerk in Nijmegen.
In een overlijdensadvertentie in De Gelderlander van 4 juni 1945 wordt gesproken van een "noodlottig ongeval bij Rossum op 8-1-1945".
Johanna Geertruida van Schaik: "In de nacht van 11 op 12 December 1943 werd mijn man door de S.D. te Arnhem gearresteerd, verdacht van het verlenen van financiële steun aan de illegale organisatie "Trouw"'.
Eenmaal heb ik mijn man gezien in Kamp Vught tijdens werkzaamheden buiten het kamp, onder toezicht van bewakers en in juli 1944 ben ik eenmaal op bij hem op bezoek geweest in de gevangenis in Utrecht.
Van medegevangenen en van kennissen kwam ik te weten dat Pieter eind oktober 1944 uit de gevangenis te Utrecht was ontslagen. Nijmegen werd 17 september 1944 bevrijd!
Vanuit de gevangenis is hij naar Amersfoort naar familie gegaan, waar hij enige tijd is gebleven , maar naar het zuiden afzakte om dichter bij huis te zijn en een mogelijke kans te krijgen om door de frontlinie te komen.
Kort na de bevrijding heeft de heer Bekendam in Hurwenen navraag gedaan naar mijn man. Hij heeft mij twee brieven overhandigd, gericht aan mijn kennissen. Die brieven heb ik gelezen en aan schriftstijl en adressen was het voor mij onomstotelijk, dat zij door mijn man geschreven waren. Zij zijn nog in het bezit van die kennissen, aan wie ik ze door gezonden heb en gevraagd om te bewaren, opdat ik ze nog eens kan lezen."
Volgens het politieonderzoek luidde Piets signalement: Lang 1.75 mt., gekleed met donkere overjas zonder band, fijn grijs gestreept pyjamajasje met interlock hemd, lange onderbroek, grijsachtig overhemd met slappe boord, lage schoenen met stukkende zolen, gaaf gebit met twee gouden kiezen in zijn mond, had twee gouden ringen aan zijn hand, een gladde met er in gegrafeerd 24 mei 1931 en een effen zegelring met P.B., hij was van gedrongen gestalte en had korte brede handen.