Geschiedenis - Oorlogsslachtoffers uit Betuwe-West

Oorlogsslachtoffers uit gemeenten Buren, Culemborg en West Betuwe
Oorlogsslachtoffers West- Betuwe
Ga naar de inhoud

Geschiedenis

Gemeente Culemborg > Gesn. Indiëgangers
'Kersenplukkers' naar Indië
Even een stukje geschiedenis:

De kolonie Nederlands-Indië werd op 8 maart 1942 door Japan onder de voet gelopen. Alles wat Nederlander, Indische-Nederlander of gelijkgestelde was, werd geïnterneerd of in gevangenissen opgesloten. De zeven Culemborgers die in deze periode om het leven kwamen staan ook in de slachtofferlijst.
Door de capitulatie van Japan op 15 augustus 1945  eindigde ook de Tweede Wereldoorlog in Nederlands-Indië. In de geallieerde  plannen voor Indonesië moest het Britse leger snel orde op zaken stellen. De Nederlandse regering hoopte dat Engeland begrip kon opbrengen voor een koloniale politiek. Toch koos de Britse opperbevelhebber Mountbatten partij voor de jonge Republiek en beperkte zich tot het bevrijden van geïnterneerden uit de  voormalige Jappenkampen.
In dit gezagsvacuüm werd met dwang van Indonesische  jongeren door Soekarno en Hatta op 17 augustus 1945 de Repoeblik Indonesia uitgeroepen. Direct daarop volgde de onafhankelijkheidstrijd, de zgn. “Bersiap”–periode (1945-1949) van de Indonesiërs tegen Nederlanders en alles wat met het koloniaal verleden te maken had.
Bij de overgave bedongen de geallieerden dat Japan in Indonesië alle locale en regionale legers zou ontbinden. Er waren nl. talloze gevechtsgroepen van boeren, arbeiders, politie, studenten, ambtenaren en vrouwen. Soms werkten deze samen met militaire groepen, maar vaak werkten ze ook op eigen initiatief, met als gevolg: talrijke moordpartijen, plunderingen en onderlinge gevechten. In oktober 1945 brachten de nationalisten al deze groeperingen bijeen tot een leger: Tentara National Indonesia (T.N.I.).
Al snel kwam het tot een gewapende confrontatie tussen de T.N.I. en de Britse  troepen, die strategische posities in de archipel bezette. Veel van de uit de Jappenkampen teruggekeerde Nederlanders werden vermoord. De zgn. vrouwenkampen werden met handgranaten en sluipschutters aangevallen en beschoten. Het aantal  slachtoffers in de periode augustus 1945 tot januari 1946 wordt geschat op 3500-5000.
De Engelse bevelhebber Mountbatten zag met een kleine troepenmacht kans bij enkele grote steden op Java de rust veilig te stellen. Ondertussen trof de Nederlandse regering al voorbereidingen voor een expeditieleger, omdat naar haar mening het Nederlands gezag in Nederlands-Indië weer hersteld moest worden.
Dit leger bestond geheel uit oorlogsvrijwilligers (OVW’ers), daar de grondwet niet toeliet dat dienstplichtigen naar overzeese gebiedsdelen werden gestuurd. Een grondwetswijziging maakte dat al snel mogelijk. Kort hierna werd de lichting 1945 opgeroepen en op 1 september 1946 werd de 7 Decemberdivisie opgericht. Zo genoemd naar een toespraak van Koningin Wilhelmina in 1942 over de soevereiniteit van Nederlands-Indië. Vrijstelling kon worden aangevraagd op grond van 'onmisbaarheid in het boeren-of tuiniersbedrijf'. Voor de fruittelers uit de Betuwe kwam dit laatste regelmatig voor.  

Kersenplukkers
In de Betuwe waren veel jongemannen die als oorlogsvrijwilliger naar “Indië” wilde gaan. Er was zelfs sprake van een Betuwe Compagnie, de zgn. ‘kersenplukkers'. Geïnteresseerden konden zich aanmelden bij het wervingsbureau op de Goilberdingerstraat 30 in Culemborg.



Uit de CC spt.'45

Veel O.V.W.-bataljons waren voortgekomen uit de illegaliteit vnl. in de  provincie Utrecht, dit onderdeel kreeg al snel de bijnaam 'Utrechts Bataljon".  De hiervoor benodigde aantal militairen van 800 werd niet bereikt en tenslotte werd de Betuwe Compagnie gestrikt om het te completeren. Zij allen meldde zich op 15 september 1945 te Wezep, alwaar het bataljon 1-5 R.(egiment) I.(nfanterie) werd opgericht. Bij deze 5e Compagnie infanteristen waren ook 58 Culemborgse mannen ingedeeld voor vertrek naar de Oost:
Ltn. M. A. Springer, Sgt. P. Moes, Sgt. A. Houterman,  Kpl. W. van ’t Verlaat, Kpl. J. Vader, Kpl. A.J. van Haaften, Kpl. J. Lamboo,  Kpl. J. Stek, Kpl. P.J. Smits, Sdt. 1e klas F. Benda, Sdt. 1e  klas J.J. Werkhoven, Sdt. 1e klas H.J. Lamboo.
De soldaten: C. v.d. Berg, J. Blommers, J. Bosschaart, B. Brouwer, G. Burgers, T. Copper, G. v. Dijk, D. v. Doorn, T. v. Everdinck, R. v. Gasteren, H. Hoeve, A. Hoeve, G. v. Haaften, M. v.d. Hurk, M. A. v.d. Hurk, E. Jägers, B.C. Jansen, R. Jansen,  K.K. de Jong, N. de Jong, P. de Jong, N. J. Kalden, A. Lamboo, L. Lausberg, A.G. v. Leur, P. Peek, E.B. Pikker, C. Pothuizen, J. Salari,  K. Sterk, L.A. v.d. Straten, W.H. v.d. Straten, D. v.d. Stroom, T. v. Varik, G.  v.’t Verlaat, J. Verhoeve, J. Vermeulen, H. Vermeulen, B. Veen, G.A. v. Veen, J. Vermeulen, Th. Vogelpoel, W.G. Vroege, J. Weijnands, C.P. v. Wijngaarden, C.P.  v.d. Winkel, G. Wammes, K. Wammes, G. Weijsenfeld, E. v. Zanten, C. v. Zuilekom.


Parade van OVW'ers op de  Markt in Culemborg

Deze  Culemborgse OVW’ers namen op 27 oktober 1945 officieel afscheid van hun familie. Eerst was er een defilé op de Markt en werden zij allen toegesproken door  ‘officiële persoonlijkheden.’ Hierna marcheerden de troep, onder begeleiding van muziekkorps Concordia, naar het sportterrein aan de Westersingel waar een afscheidswedstrijd werd gespeeld tussen een elftal van de Compagnie en Vriendenschaar. Tenslotte was er met de militairen en familieleden in theater Luxor in de Herenstraat een afscheidsavond.

Hieronder foto's van de Kersenplukkers in de omgeving van Bandung
Op  7 november 1945 vertrok de Compagnie in een oude gammele volgepakte trein vanuit  Deventer naar Oostende. Na een gevaarlijke overtocht (zeemijnen…) was er een kort verblijf in het Zuid-Engelse East Hampstead Park. Uiteindelijk ging de 1-5  R.I  op 25 november aan boord van de Johan van Oldenbarnevelt richting Indië. Eind december 1945 kwamen de militairen aan in het Tiger Lane Camp in de binnenlanden van Malakka, alwaar ze weer een korte cursus kregen.
Tiger Lane camp                                                                                                                                                                                                  
Embleem van de Boeaja's

Tot op Malakka voerde het bataljon geen embleem, totdat er sprake was dat het te Soerabaya zou worden ingezet (de krokodillenstad). Het  bataljon koos daarom de krokodil als embleem en noemde zichzelf de Boeaja's. De krokodil of boeaja is het symbool van stoutmoedigheid; in de Indische betekenis ook wel een deugniet die je goed in de gaten moet houden.
Begin april 1946 arriveerden de Boeaja’s in de havenstad Tandjong Priok op Java en werden kort daarop ingezet in Bandung en omgeving.

Rusten tijdens ‘een zuivering’

Politionele acties
Nederland erkende de Republiek niet als een onafhankelijke staat, maar beschouwde haar als een opstandige kolonie. Daarom gebruikte men de term 'politionele acties' (kortdurende Nederlandse offensieven), in de hoop hiermee minder buitenlandse kritiek op het militaire optreden te krijgen. De Indonesische nationalisten voerden een guerrillaoorlog tegen het Nederlandse  leger. Tijdens twee politionele acties werden door de Nederlandse troepenmacht  in Indonesië, met inbegrip van het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger (KNIL),  meer dan 100.000 manschappen ingezet. Dus van een beperkte ‘politieactie’, zoals de Nederlandse regering het probeerde voor te stellen, was geen sprake.
Al snel bleek dat Nederland de internationale druk om Indonesië los te laten, had onderschat. In augustus 1949 dwong de VN Nederland tot een staakt-het-vuren en drie weken later was er in Den Haag een zgn. Rondetafelconferentie. Hier werden met Nationalistische vertegenwoordigers afspraken gemaakt over de soevereiniteitsoverdracht, die plaatsvond op 27 december 1949. De militairen moesten de wapens inleveren, maar door gebrek aan voldoende troepenschepen kwamen de laatste pas in het voorjaar van 1951 naar huis.

De jongens van (Generaal) Spoor gaan er vandoor.

Veel militairen keerden gedesillusioneerd naar het vaderland terug. Zij voelden zich in de steek gelaten door een regering, die haar kansen in de Veiligheidsraad had overschat. De regering had zich verkeken op de internationale druk die werd uitgeoefend door VS, Engeland, Australië en India. De militairen werden door het kabinet uitgezonden voor een zware taak overzee, maar de Nederlandse bevolking onthaalde hen bij terugkomst op zeer kritische, vaak belastende vragen.

Ook onder de Ambonese militairen vielen veel slachtoffers.

Dit is het graf op Ereveld Pandu van de opa van Max Taihuttu uit Tiel  

Molukse kwestie
Menig  inheemse oud KNIL-militair koos vervolgens voor de overstap naar het  Indonesische leger, maar met name voor de 3500 trouwe Zuid-Molukse militairen lag dit anders. Zij werden gezien als bondgenoten van Nederland, de vijand van de nationalisten. Nederland had beloofd dat de Molukken een vorm van zelfbeschikking zouden krijgen. Maar toen op 25 april 1950 de 'Republik Maluku Selatan' (RMS) werd uitgeroepen, deed het kabinet dit plotseling af als een opstand van rebellen.
Nederland zat met een probleem. De regering kon de soldaten volgens hun contract ook niet meteen ontslaan. In een soort wanhoopsdaad besloot men vervolgens dat de Molukkers voor een half jaar naar Nederland konden komen. Daarna zouden ze weer zorgdragen voor hun terugkeer. In totaal kwamen tussen maart en juli 1951 12.500 Molukse soldaten met hun gezinnen in Nederland aan. Verreweg de meeste kwamen in een 90-tal woonoorden terecht. Dat waren o.a. primitieve barakken in  de voormalige Duitse concentratiekampen Vught en Westerbork. Ze leefden daar in  beroerde leefomstandigheden.
Bij aankomst in Nederland kregen de Molukse militairen tot overmaat van ramp te  horen dat ze uit het leger waren ontslagen. Het voelde voor deze militairen als verraad. Opeens waren ze werkloos geworden en van de staat mochten ze ook geen andere werkzaamheden verrichten. Zij hadden altijd klaargestaan voor Nederland  en nu werden ze door datzelfde land afgedankt.
Jarenlang werd deze bevolkingsgroep ten onrechte aan haar lot overgelaten. De frustratie hierover bij met name de tweede generatie Molukkers kwam tot uiting in de gijzelingsacties in de zeventiger jaren. De jonge Molukkers voelden zich miskend en eisten dat Nederland zich meer voor hun vrijheid in Indonesië zou inzetten.
De huidige, derde generatie, zet zich nog steeds in voor het oude ideaal, maar beseft ook dat hun leven hier geworteld is.

In 1998 werd op initiatief van burgemeester Mieke Bloemendaal-Lindhout en enkele Culemborgse oud-Indiëstrijders dit prachtige herdenkingsmonument opgericht nabij de Algemene begraafplaats aan de Achterweg in Culemborg. Op deze gedenksteen staan de namen vermeld van de vijf Culemborgers, die zijn overleden tijdens de strijd in het voormalige Nederlands-Indië. In de twee urnen aan de zijkanten van dit monument zit aarde van de betreffende Indonesische erevelden in Bandung en Jakarta, waar genoemde militairen zijn begraven.

Klik hier voor negen afleveringen van Andere tijden over de koloniale oorlog in Indië.
Terug naar de inhoud