Informatie - Oorlogsslachtoffers Betuwe-West

Oorlogsslachtoffers uit gemeenten Buren, Culemborg en West Betuwe
Oorlogsslachtoffers West- Betuwe
Ga naar de inhoud

Informatie

Gemeente Culemborg > Gesn. geallieerde militairen > Crash Wellington 26 juli 1943
Crash Wellington


Wellington bommenwerper (Bron: Wikipedia)

De vliegbasis in East-Moor in Yorkshire werd geopend in 1942 en werd uitsluitend gebruikt door de Royal Canadian Air Force (RCAF). Hier steeg op 25 juli 1943 om 22.39 uur de Engelse Wellington-bommenwerper AL-HE803 behorende tot het 429e eskader van de R.A.F. op voor een bombardement op de Duitse indrustriestad Essen. Het was één van de naar schatting 700 vliegtuigen die aan deze operatie zou deelnemen, die onder commando stond van de Amerikaanse Brigadier-Generaal Fred Anderson.
Het doel was deze grote operatie was om de belangrijke industrieën in Essen, w.o. de Krupp-fabrieken, te vernietigen.
Aan boord van de bewuste Wellington waren:

  • Piloot - Keith McLean Johnston RCAF, uit Vancouver, Canada, servicenr. J/16067
  • Navigator - Sgt Howard William Clarke, RCAF, uit Talbot, Alberta, Canada, Servicenr. R/130684, Pow. nr. 83666, verbleef in Stalag Mühlberg (Elbe)
  • Bommenrichter - Sgt Frank William Robert Frost, RAF, Servicenr. 1320288,  Pow. nr. 83665, verbleef in Stalag Mühlberg (Elbe)
  • Boordschutter - Lt J. C. Elliott, USAAF, Servicenr. O-885955
  • Radio /boordschutter- Sgt Joseph A. M. "Marcel" Lortie , RCAF, uit St. Agathe des Monts, Quebec, Canada. Servicenr. R/79144, Pow. nr. 83668, verbleef in Stalag Moosburg (Elbe)

Marcel Lortie (Bron foto: L. Lortie)

De operatie was zeer succesvol: 51 gebouwen werden vernietigd, 83 zwaar beschadigd. Ook 3000 huizen werden vernietigd. 305 burgers kwamen om, evenals 22 militairen, 131 buitenlandse werknemers en 42 krijgsgevangenen.

Het vliegtuig was op de terugweg, toen het om 02.30 uur op 5500 mt. hoogte werd aangeschoten door een Duitse nachtjager Heinkel He 219, bestuurd door Hptm. Hans-Dieter Frank met Bordfunker Ofw. Erich Gotter behorende bij de 1/NJG1, gestationeerd in Venlo. De Heinkel He 219 was van een nieuwe generatie nachtjagers en het toestel dat de Wellington heeft aangeschoten was het prototype He 219 V10 (Versuchsnummer 10). De He 219 werd door de Luftwaffe pas sinds half juni 1943 mondjesmaat operationeel ingezet.
Het toestel werd door de beschieting zwaar beschadigd en boven Asch aangekomen, gaf piloot Johnston aan zijn crewleden opdracht om het vliegtuig per parachute te verlaten. Volgens documenten van het Rode Kruis had hij problemen met zijn parachute en was dat de reden dat hij in het vliegtuig bleef om hem waarschijnlijk aan de grond te zetten.
Duitse militairen, die in de buurt van Asch verbleven, arresteerden de vier parachutisten die daar neerkwamen. Om vluchten moeilijker te maken, werd Marcel Lortie op kousenvoeten naar het gemeentehuis van Beusichem gebracht en verbleef daar één nacht. Luitenant Elliot was echter gewond en werd naar een ziekenhuis in Culemborg gebracht.
Howard en Frank verbleven als krijgsgevangenen in Stalag Mühlberg, dat officieel Stalag IV B heette en was het grootste krijgsgevangenkamp op Duitse bodem tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het was in september 1939 gebouwd en in de oorlogsjaren werden hier ondermeer Polen, Fransen, Belgen, Nederlanders, Engelsen, Amerikanen, Joegoslaven, Slowaken, Zuid-Afrikanen, Australiërs en Russen geïnterneerd. Eind april 1945 werd het kamp bevrijd door het Rode Leger. Rond de 3.000 gevangenen waren toen al bezweken aan allerlei ziektes en door de barre levensomstandigheden. Zij zijn begraven op een begraafplaats in het nabijgelegen Neuburxdorf.

Naar verluidt is
Howard Clarke in krijgsgevangenschap getrouwd.

Joseph verbleef in Stalag Moosberg, dat officieel Stalag IV-D heette. Dit krijgsgevangenenkamp uit de Tweede Wereldoorlog lag in de stad Torgau in Saksen, ongeveer 50 km ten noordoosten van Leipzig. Het kamp bood slechts plaats aan ongeveer 800 krijgsgevangenen. De meesten daarvan werden toegewezen aan Arbeitslager ("werkkampen") in fabrieken, mijnen, spoorwegemplacementen en boerderijen, tot wel 160 kilometer uit de buurt.
In welk kamp uiteindelijk J.C. Elliot terecht is gekomen is (nog) onbekend.

Howard Clarck verklaarde bij een ondervraging op 27 mei 1945 het volgende:
"We stegen rond 22.30 uur op van vliegveld East Moor. Het was een normale vlucht, totdat de doelbommen werden losgelaten, een paar seconden later roept de piloot dat er een gevechtsvliegtuig wil aanvallen aan stuurboord. Piloot duikt van 17.500 naar 5.000. Het vliegtuig werd zwaar door elkaar geschud door een beschadigde motor. Het gevechtsvliegtuig volgde ons naar beneden, maar werd neergeschoten door onze luchtschutter. Vervolgens dwaalden ongeveer 3/4 uur mee in een poging om in bezet land te komen. Volgens de Duitsers stortte ons vliegtuig bijna intact in Nederland neer. Onze piloot werd liggend bij het vliegtuig aangetroffen."

Frank Frost verklaarde bij een ondervraging
op 27 mei 1945 het volgende:
De reis naar ons doel was rustig, behalve dat Gee onbruikbaar was. Op het juiste moment op het doel aangekomen en gebombardeerd. Ongeveer twee minuten na het doel te hebben geraakt, werden we in de cockpit geraakt door een aanval van JU. 88. Ik gooide toen uit het raam eruit en het zicht was goed. De jager volgde ons in een duik naar ongeveer 3.000 feet. De achterste schutter schoot hem, geloof ik, neer. We probeerden tot aan de Noordzee te komen, maar we verloren steeds meer hoogte, dus de piloot beval ons om te springen. Ik was de vierde die sprong. Ik wist op dat moment de hoogte van vliegtuig niet. Onze piloot had goed zicht en kon de grond beneden zien. Eén motor was door de aanval onbruikbaar geraakt en de andere was oververhit door overbelasting.

Marcel Lortie verklaarde bij een ondervraging op 1 juni 1945 het volgende:
We lieten onze 4.000 ponder op het doel vallen en nadat we door de verdedigingslinies van de stad waren gekomen, zetten we koers naar onze basis. Ik was ongeveer 20 minuten in de astro-dome op zoek naar vijandelijke actie, maar kon niets zien. Ik was er nog toen ik voelde dat het vliegtuig van onderaf werd geraakt. De piloot gaf bevel ons klaar te maken om eruit te springen, omdat de bakboordmotor was afgeslagen en de bedieningselementen waren beschadigd. In een tijdsbestek van 3 à 4 minuten daalden we van 20.000 feet naar 2.000. Onze piloot stabiliseerde het vliegtuig en klom na een tijdje weer naar 2.500  feet, op welke hoogte we ongeveer 10 minuten vlogen. Toen zag ik vanuit de astro dome
op ongeveer 2.800 feet
een Duitse nachtjager binnenkomen om ons van boven aan te vallen. Ik zei tegen de achterschutter om 'm neer te schieten. Deze achterschutter kon 'm niet zien en vroeg me waar het toestel was, ik vertelde hem dat het op bakboord daarboven was. Uiteindelijk nam hij 'm waar en beschoot 'm ongeveer één minuut lang. Ik zag de jager slingeren en vlammen kwamen uit de vleugels en de romp. Ik vermoed dat de vijandelijke piloot gewond was geraakt, omdat zijn vliegtuig in een ondiepe duik naar beneden ging en onbestuurbaar was geworden. Ik zag dat het toestel net boven de grond explodeerde en nam aan dat het was vernietigd. Terwijl dat gebeurde, bleek dat onze intercom onbruikbaar was en werd er via een
oproeplicht he
t bevel gegeven om te springen. De achterste schutter verliet het toestel links van geschutskoepel, de bommenrichter, radio-operator en navigator deden dat door het voorluik.

Toen ik de volgende ochtend om 07.00 uur gevangen werd genomen, kreeg ik van de Duitse officier te horen dat de piloot op ongeveer 40 feet van het vliegtuig was gevonden met zijn parachute gedeeltelijk open en hij had een zeer ernstige wond aan zijn linkerzijde van zijn lichaam. Ik vroeg hem waar de piloot was en toen vertelde hij dat hij in het ziekenhuis lag. Ik werd naar de gevangenis gebracht in Culembourg, Nederland, waar ik ook onze navigator, bommenrichter en achterschutter weer ontmoette. Om 11.00 uur vertelde de Duitser mij dat de piloot dood was."




't Melkbrugje (foto. R van Elteren)

De piloot F/O Keith Mclean Johnston lukte het niet om de Wellington ongeschonden aan de grond te krijgen. Het storttte uiteindelijk bij het zgn. Melkbrugje, zuidelijk van station Culemborg, aan de Parallelweg-Oost tegen een boom. Die brak doormidden en het vliegtuig kwam tussen de rails en de bovenleiding neer en brak aan de westzijde van de spoorbaan in de rietput in stukken. Omwonenden hoorde een bemanningslid om hulp roepen, maar durfden niet te helpen uit angst voor represailles van de Duitsers. Die vonden Keith zeer ernstig gewond met een half geopende parachute dichtbij zijn toestel. Hij werd vervolgens naar het St. Barbara ziekenhuis in Culemborg gebracht, waar hij uiteindelijk op 26 juli 1943 om 06.45 uur aan zijn verwondingen is bezweken.  

1e graf van Keith (Bron: picture me - findagrave.com)


Canadees Oorlogskerkhof in Bergen op Zoom (Foto: Commonwealth War Graves Commission)

Ltn. Johnston lag oorspronkelijk begraven op het "Heldenkerkhof" in Tilburg, maar is na de oorlog herbegraven op het Canadese militaire kerkhof bij Bergen op Zoom.
Op zijn grafsteen staat de volgende tekst te lezen: "He was so dear to us. To live in the hearts of those you love is not to die"
De Duitsers hebben het gecrashte vliegtuig in gedeelten gedemonteerd en vervolgens per transport naar Duitsland vervoerd.
De bewuste boom werd na het ongeluk tot ongeveer een meter boven de grond afgezaagd en daarna voorzien van een grote ijzeren ton, zodat het voor het nageslacht bewaard zou blijven. Niet lang na de bevrijding is het 'monument' toch opgeruimd.

Bron foto grafsteen: Astrid (Find a grave. com)

De vader en moeder van Keith waren John Thomas Johnston  (1872-1944) en Margaret Ann Thomson (1876-1939). Het gezin woonde op Corner of Rockland, St. Georges Avenue, North Vancouver, B.C. Zij kregen de volgende kinderen:

  • Grace Robena JOHNSTON (1897-1978), getrouwd met Thomas Walton Holmes  (1898-1952)
  • Margaret Ellen JOHNSTON (1898-1978), getrouwd met dominee James Currie Thomson (1895-1952)
  • Edna Mary JOHNSTON (1901-1998), zij werd begraven in Abbotsford, British Columbia, Canada
  • Florence Jean JOHNSTON (1903-1974), getrouwd met Joseph Paul Dumaresq (1898-1986)
  • John Thomas "Tommy" JOHNSTON (1907-1973), getrouwd met Ruby Migionette Gourley (1907-2002)
  • Wilma Marian JOHNSTON (1913-2000), getrouwd met John Edward Meagher (1908-1987)
  • Scott Cameron JOHNSTON (1915 -1935), hij werd begraven in Forest Lawn Memorial Park, Vancouver, British Columbia, Canada.
                              
Keith McLean Johnston (Copyright S. Apsey)

Hun jongste kind was Keith McLean JOHNSTON en werd geboren op 26 december 1917 in Vancouver, British Columbia, Canada.       
Keith zat op de lagere school van 1926 tot 1934, vervolgens ging hij naar de Enderby en Lord Byng Highschools tussen 1935 en 1937. Daarna was hij drie jaar werkzaam in de bosbouw als houthakker bij Dumaresq Bros and Timber Co. In de eerste acht maanden van 1940 was hij butler bij Safeway Stores en volgde hij nog een schriftelijke cursus op het gebied van Farmacie.
Volgens zijn medisch rapport was hij dol op basketbal en rugby, 170 cm. lang en 63 kg zwaar en had grijze ogen en bruin haar.
Op het interviewrapport van 10 oktober 1940 staat het volgende over hem genoteerd:
Vrijgezel, spreekt alleen Engels, geïnteresseerd in athletiek en rugby, nette verschijning "Neat and conservative". Over zijn persoonlijkheid: "confident, mature, pleasant, ligerent". Samenvattend: "Canadian boy, stopped school some years ago, but resumed recently to qualify as pilot in RCAF. Got through in one year. Prepossessing in appearance, good manners and speech, lots of guts, might go far.

Keith in uniform (Copyright S. Apsey)

Keith kwam op 26  februari 1941 bij de RCAF in Vancouver. Na een basiscursus kreeg hij op 4 oktober 1941 al zijn Wing.
Hij kreeg zijn opleiding in 'cursus 34' van juli tm. oktober 1941 in No11 Service Flying Training School in Yorkton.
"On arrival in the UK in early 1942 he spent a few months with No.51 Group Pool and No.4 EFTS before being posted to 3 (P)AFU on 29th December 1942 and 22 OTU on 23rd March 1943. He was posted to 429 Squadron from 22 OTU on 23rd May 1943 (along with Clarke, Frost and Lortie) but was killed on 26th July 1943."


Huwelijk van Elizabeth en Keith (op zijn rechterschouder de zgn. Wing).
Bron:
Perthshire Advertiser, 1-8-1942. Bewerkt door Richard Keijzer.

Athole street 1 in Blairgowrie (Bron: Google maps)

Keith trouwde op 27 juli 1942 in het Royal Hotel in Blairgowrie, Perthshire, Schotland met stenotypiste Elizabeth "Betty" Robertson Smith, die op 20 mei 1916 in Couper Grange, Bendochy geboren was. Zij woonde na haar huwelijk met Keith op de Athole street 1 in Blairgowie.
Op 2 april 1947 hertrouwde Betty met William Brodie, een gasfabrikant. Ze overleed in 2002.





No 429 Squadron RCAF
Hun strijdkreet was "Fortunae nihil" ("Niets aan het toeval overlatend").
Logo: Een bizon op een berg, met de kop omlaag. De inheemse Canadese bizon staat bekend als een felle en krachtige tegenstander.
Nr. 429 (Bison) Squadron werd op 7 november 1942 opgericht in East Moor, als een bommenwerpereenheid van nr. 4 Group, maar werd  uiteindelijk vijf maanden later toegevoegd aan nr. 6 (RCAF) Groep. Op 11 en 12 augustus 1943, vond een verhuizing plats naar Leeming, de thuishaven voor dit esquadron  voor de rest van zijn verblijf in het Verenigd Koninkrijk. Oorspronkelijk was dit squadron uitgerust met Wellington Ills en XS, in september 1943 schakelde het squadron over naar de Halifax IIs  en vervolgens naar de Halifax Vs in november en maart 1944 de Halifax Ills. Tegen het einde van maart 1945, waren het de vliegende forten Lancaster ls en III's, met welke zij hun laatste paar zware bombardementen uitvoerden.

Bommenwerpers:
  • Vickers Wellington III en X: november 1942-augustus 1943
  • Handley Page Halifax B. II, BV en B. III: augustus 1943-maart 1945
  • Avro Lancaster B.I en B. III: vanaf maart 1945
Codeletters: "AL".
Eerste operationele missie in de Tweede Wereldoorlog:
  • 21 januari 1943 toen drie Wellingtons mijnen legden op Terschelling.
Laatste operationele missie in de Tweede Wereldoorlog:
  • 25 april 1945 bombardeerden negen Lancasters batterijen op het Duitse Waddeneiland Wangerooge.

Met dank aan Ludmilla van Santen, Huib Ottens en Jill en Sharon Apsey
Terug naar de inhoud