Gijs de Bie en Leen Papo
Gemeente West Betuwe > Crossers bij Zennewijnen
Toen de Geallieerden op 6 juni 1944 in Normandië landden, waren ze in drie maanden tijd al in Zuid-Nederland. Het front lag toen vast van Zeeland tot Noord-Limburg. Ten zuiden van de grote rivieren was bevrijd gebied en ten noorden daarvan was nog steeds in Duitse handen. De mensen die de rivier durfden overstaken, heetten 'crossers'. Het waren hachelijke ondernemingen. De mensen die ze in hun roeiboten meenamen waren veelal: geallieerde piloten, die waren neergekomen in bezet gebied, onderduikers die de Arbeitseinsatz wilden ontlopen, verzetslieden en soms Joden. 
Leen Papo stond model voor het beeld van De Roeier. Het beeld staat in Zennewijnen aan de voet van de dijk, waar tijdens de oorlog het ouderlijk huis van Leen stond. Hier bevindt zich sinds 2007 een indrukwekkend gedenkteken met de tot de verbeelding sprekende naam De Roeier. De enorme mannenfiguur omklemt met zijn linkerhand twee
roeispanen en heeft zijn rechtervuist gebald. Ook staat er op een informatiebord uitleg over de Waalcrossings en enkele oorlogsverordeningen van burgemeester Kemper van Culemborg.
De Waaloever tussen Ochten en Zennewijnen was één van de stro¬ken die zich goed leenden om over te steken. Het bleef riskant, want de tegenover elkaar liggende soldaten waren zeer waakzaam en schoten op alles wat bewoog. De Engelsen lagen in het Land van Maas en Waal en in Leeuwen lagen zelfs pelotons van de Nederlandse Prinses Irene Brigade. Ze schoten met artillerie op elkaars linies en trokken met patrouilles de rivier over, wat een enkele keer tot bloedige confrontaties leidden. Denk dus vooral niet dat het voor crossers een kwestie was van een paar honderd meter kanoën, roeien of zwemmen.
Er vielen ook doden en gewonden bij de crossers: ze vielen over boord en verdronken of ze gingen zwemmen, werden meegesleurd met de stroming en/of bevangen door de kou.

Een enkele crosser vroeg geld om Nederlanders over te zetten (piloten werden ontzien), maar de meesten deden dat niet. In Zennewijnen verbleven de onderduikers eerst een paar dagen in het huis van Gijs de Bie. Hij regelde Waalcrossings, maar stak nooit zelf over. Dat deed zijn buurman Leen Papo. Zijn huis stond vlak onder de Waalbandijk, even voorbij de toenmalige herberg 'De Roode Molen', waar nu het beeld van 'De Roeier' staat. Leen was in deze zgn. Hongerwinter 28 jaar oud. Hij was lang en vooral sterk. ’s Zomers werkte Leen bij een boer in Ophemert, maar in de winter was er geen werk op de boerderij en had hij allerlei kortdurende baantjes om toch wat geld te verdienen. De Waal bij Zennewijnen was zijn terrein: hij roeide naar passerende boten om groenten en andere etenswaar te ruilen tegen onder meer tabak, steenkool en olie.
's Avonds tussen tien en elf uur gingen ze op pad. De schoenen werden uitgedaan om onnodige geluiden te voorkomen. Er mocht ook niet gepraat worden. De Duitsers waren heel waakzaam en om de tweehonderd meter was er aan de binnenzijde van de dijk een waakpost in een soort schuttersput. Ze waren de hele dag bemand en ze hadden mitrailleurs en mortieren. Je moest in het donker goed thuis zijn in die uiterwaarden, want er waren overal sloten en watertjes.
De roeiboot waarmee ze op pad gingen, lag aan een krib. Die lagen daar altijd, want die hoorden bij de schokkers, de vissersschuiten. Die waren trouwens in de oorlog niet inzetbaar.
Leen werkte met de crossings nauw samen met Toon van Heerewaarden. Ze zetten samen zo’n vijftien groepen over. Grote groepen zetten ze samen over, maar Toon ging ook wel eens alleen de Waal over. Zo’n crossing kostte hen meestal twee dagen. De ene nacht roeide Leen naar het Land van Maas en Waal en de volgende nacht weer naar huis. De Engelsen werden in Dreumel vooraf geïnformeerd over een geplande crossing. Vanwege de veiligheid werden bij aankomst de vooraf afgesproken wachtwoorden uitgewisseld.
Het bronzen beeld is gemaakt door de kunstenaars Willem den Ouden en Aart Schonk. Op de plaquette aan de sokkel staat de volgende tekst van dichter en romanschrijver Willem van Toorn:
“Toen lag de vrijheid aan de overkant
voor wie de moed hadden over te steken
Van hen staat een nu hier - waarschuwend teken
voor wie ze aantast in dit vrije land
de geest van vrijheid, de vrijheid van spreken.”
Bron: De nieuwe Kroniekvan mei 2013, uitgave Oudheidkamer Tiel e.o.