Slachtoffers treinbeschieting juni 1944 - Oorlogsslachtoffers Betuwe-West

Westbetuwse oorlogsslachtoffers
Westbetuwse oorlogsslachtoffers
Ga naar de inhoud

Slachtoffers treinbeschieting juni 1944

Gemeente Culemborg > Buiten de slachtofferslijst
Treinbeschieting 31 mei 1944 nabij het  station van Culemborg
   
Bron foto's Culemborgs Station: Utrechts Archief

Op woensdagmiddag 31 mei 1944 om 13.32 uur werden twee  elektrische treinen, van het zgn. mat. '36-type, vlak voor het  station van Culemborg beschoten door Amerikaanse P-47D’s Thunderbolt (bijnaam "Jug") van USAAF 356FG/360FS. Ze begeleidden die dag B-17’s, die  vliegveld Gilze-Rijen, het spoorwegemplacement van Roosendaal en drie toevallige  doelen aanvielen.

De trein uit 's-Hertogenbosch, met ritnummer 638,
was volgens het  spoorboekje de trein van Eindhoven naar Amsterdam, die om 13.33 in Culemborg zou stoppen. Hij werd bestuurd door machinist Nico Ouwerkerk. Juist voordat de  trein het station binnenliep, zag de conducteur aan de rode vlaggen die uithingen, dat er luchtalarm was en waarschuwde Nico. Het was echter  al te laat om maatregelen te nemen. De Amerikaanse jagers beschoten bij km. paal 18.2, dus aan de zuidzijde van het station, niet alleen de  trein, maar bestookten hem ook nog met fosforbommen. In deze trein vielen  acht doden: de machinist en zeven reizigers. Eén ervan  stierf van schrik, vier reizigers werden zwaar gewond, één licht gewond. Het treinstel brandde bovendien gedeeltelijk uit.
Van de trein uit de richting Utrecht, met ritnummer 631, is bekend
dat hij bij km. 17.1 werd beschoten, dus halverwege de spoorbrug en het station. Hierbij viel één dode en één licht gewonde. Deze trein was volgens het spoorboekje de trein van Den Haag via Utrecht naar Eindhoven en zou om 13.31 in  Culemborg stoppen.

Op weg naar het zuiden beschoten dezelfde Amerikaanse jagers even later ook nog een kolentrein in Geldermalsen. Op deze 31e mei  1944 vonden maar liefst 27 treinbeschietingen in het land plaats, waarbij overigens in Culemborg de meeste slachtoffers vielen.
’s Nachts werden er ook veel treinen aangevallen. Door het lichtschijn van de vuren van de  stoomlocomotieven waren deze in de nacht goed zichtbaar voor de geallieerde vliegers. Tevens kwamen er steeds meer geallieerde aanvallen op het veer, de spoorbrug en het station, waardoor het steeds gevaarlijker werd om zich daar op te houden.

Een soortgelijke elektrische trein zoals die in Culemborg  beschoten is.  Hier op  de spoorbrug van Zaltbommel.
Het betreft het zgn. mat. '36 treinstel, dat vervaardigd werd door N.V.  Werkspoor  te Utrecht. (Bron: Nico Spilt)
 
De lijst van deze negen slachtoffers:

  • Lasance, Antonius Joannes Marie, 39 jaar, makelaar in onroerende goederen, geboren te  Zevenbergen, wonend te Voorburg, gehuwd met Everdina Lambertina  Antonia Bakker, zoon van  Antonius Josephus Henricus Lasance en van Carolina Maria van der Hulst.

Antonius  Joannes Marie Lasance (1904 - 1944) werd in Zevenbergen  geboren, waar zijn vader  zijn eerste artsenpraktijk had. Zijn ouders waren de in Amsterdam geboren Antonius  Josephus Henricus Lasance (1870 - 1939) en de eveneens in Amsterdam geboren Carolina Maria van der Hulst (1870 -1942). Zij kregen samen zeven  kinderen, waarvan er twee vroegtijdig zijn overleden:
  • Wilhelmus Josephus (1903 -1906),
  • Antonius  Joannes Marie (1904 -1944),
  • Marietje (1906 -1906),  
  • Anna Johanna Maria (1907 – 1992),  
  • Carolina Francina Louise Maria (1909 - 2011),
  • Henricus Antonius Marie (1910 – 2001)
  • Leonie Martina Maria (1912 - 2008).

Anna en Leonie kozen voor het contemplatieve kloosterleven bij de Benedictinessen in Oosterhout. Carolina bracht een groot deel van haar leven door in Afrika als Witte Zuster.
Henricus (Han), woonachtig in Engeland, kwam in 1944 met de Prinses Irene Brigade  naar het vasteland, maar pas in mei 1945 in Voorburg.


 
Ton trouwde op 22 oktober 1934 met de op 3 september 1908 in Den Haag geboren Everdina Lambertina Antonia ("Ini") Bakker. Ze kregen samen in Voorburg (ZH) vijf kinderen: drie zonen en twee  dochters: Anton C.G.M. (*1935), Johannes E.G.M. (*1937), Peter.W.G.M.  (1939-2010), Gemma M.J.M. (*1940) en tenslotte Ansfride  A.W.G.M. (*1944). Hun vijfde kind werd op 30 juli 1944, twee maanden na Ton’s overlijden geboren.
Ton was op 31 mei 1944 vanuit Den  Bosch op weg naar huis, waar hij voor een verzekeringsmaatschappij taxaties had verricht.

Woonhuis van Ton Lasance in Voorburg, Laan van Nieuw Oosteinde 492

Met dank aan de leden van het  Stamboomvragenforum, m.n. Ludmilla van Santen en Jo Lasance

  • Van Iterson, Gijsbert, 49 jaar, varkenshandelaar, geboren en wonende te  Meteren (Gemeente Geldermalsen), gehuwd met Frederika Blom, zoon van Jan Hendrik van Iterson en  Jantje van Meeteren.

Gijsbert van Iterson is geboren op 21-06-1894 te  Geldermalsen als zoon van Jan Hendrik van Iterson (overl. 1921) en Jantje van  Meeteren (overl. 1932). Hij trouwde, 26 jaar oud, op 02-06-1921 te Geldermalsen  met de 23 jarige- Frederika Blom, geboren 19-07-1897 te Geldermalsen, dochter  van Barend Blom en Geertje Kroese. Gijsberts moeder legde haar toestemming voor  dit huwelijk vast in een verklaring.
De vader van Gijsbert was eerder gehuwd met de zus van  Jantje, Hermina Johanna, beiden kwamen uit Buurmalsen. Jan Hendrik was 42 toen  hij met de 30-jarige Jantje trouwde. Jan Hendrik had hetzelfde beroep als zijn  zoon, koopman, veehandelaar. In februari 1921, een paar maanden voor het  huwelijk van Gijsbert, was zijn vader overleden, 72 jaar oud; zijn moeder  overleed  in 1932, 71 jaar oud.
Gijsbert en Frederika kregen vier kinderen :
  • Gerard Jan  (*1924 en overl. 1993)
  • Clara Willy Barendina (*1933 en overl. 2004).

Twee van  hun kinderen overleden jong: op 07-01-1936 overleed hun zoon, Gijsbert Frederik van Iterson, 2 maanden oud en op 15-03-1949 overleed hun dochter, Jannie Hendrika  van Iterson, 27 jaar oud, wonende te Hardinxveld, echtgenote van Jan Willem van  ’t Verlaat.

Het woonhuis van de Van Itersons op de Bredestraat in Meteren (Bron: Google streetview)
Gijsbert was op die bewuste 31 mei 1944 per trein op weg  naar Utrecht. Hij probeerde bij de bevoegde instanties vrijstelling te krijgen  voor de Arbeitseinsatz voor zijn toen 20-jarige zoon Gerard. Die was nl.  onmisbaar op de boerderij.
Zijn zwager Barend Blom heeft hem op het station van  Culemborg moeten identificeren.

Het  graf op de begraafplaats in Meteren van Gijsbert en Frederika.

Met dank aan Gijsbert van Iterson  (kleinzoon slachtoffer) en de leden van het  Stamboomvragenforum, m.n. Ludmilla van Santen
  • Kruijer, Johanna, 29 jaar, geboren en wonende te Haarlem, gehuwd met David Jacob Antonie Geluk, dochter van Pieter Kruijer (doet aangifte) en van Johanna Maria Landmeijer.

De  29-jarige Johanna ("Joke") Kruijer was getrouwd met David Geluk en kreeg drie kinderen bij hem:
  • Ineke  (*1937)
  • Hugo (*1940)
  • Ruud (*1941)
Zij woonde met haar gezin op de Lambrecht van Dalelaan 48 in Haarlem.
Het huis met de vlaggenstok was het vml. woonhuis van de familie Geluk.
David was op een gegeven moment door de SD opgepakt, vanwege  'de zaak Lohman' m.b.t. de verspreiding van de verzetskrant "Vrij Nederland" in Haarlem. Hij belandde daardoor in kamp Vught. Zijn vrouw en schoonmoeder bezochten het kamp daar afwisselend om de week, maar kregen hem nooit te spreken. Opeens kwamen er geruchten dat er in kamp Vught een transport op stapel stond van personen die naar Auschwitz overgebracht zouden worden. Johanna was erg bezorgd en wilde persé naar Vught, ondanks dat het niet 'haar beurt' was. Op de terugreis is zij bij de beschieting van haar trein om het leven gekomen. Volgens ooggetuigen schijnt één van de zwaargewonde vrouwelijke slachtoffers naar hulpverleners geroepen te hebben: "Ga eerst maar andere helpen, mijn man is toch op weg naar het concentratiekamp." Dit zou dus heel goed door Johanna gezegd kunnen zijn.
David werd volgens 'ENTLASSUNGSCHEIN, HERZOGENBUSCH, den  4.6.1944" (zondag) vrijgelaten na tussenkomst van zijn advocaat Stomps. Dit vanwege een Duits gebaar, doordat de geallieerden de dood veroorzaakt hadden van burgers. Of hier o.a. de treinbeschieting in Culemborg mee bedoeld werd, is niet zeker. Toen David op weg naar huis in de trein zat van Amsterdam naar Haarlem, kwam een kennis naar hem toe en condoleerde hem met het verlies van zijn vrouw. Hij was hier echter nog door niemand van op de hoogte gebracht.

Met dank aan de leden van het Stamboomvragenforum, m.n. Ludmilla van Santen

  • Ouwerkerk,  Nicolaas Arnoldus, 43 jaar, machinist van deze bewuste trein, geboren te  Rotterdam en wonende te Eindhoven, gehuwd met Lisa Catharina van den Dungen, zoon van  Nicolaas Cornelis Ouwerkerk en van Hendrika van de Grint.


Nico (rechts) met een collega bij zijn trein rond 1938 (Bron: Ellij Rooyakkers)

Bron: Spoor- en Tramwegen van 15 juli 1944
De Rotterdamse machinist Nicolaas Arnoldus  Ouwerkerk, zoon van machinist Nicolaas Cornelis Ouwerkerk en Hendrika van de  Grint, trouwde op 25-jarige leeftijd op 3 december 1925 te Eindhoven met de 20-jarige Bergeijkse dienstbode  Lisa Catharina van den Dungen, dochter van schoenmaker/opperman/landbouwer Peter Johannes van den Dungen en de Lommelse Catharina Dingens. Bij het huwelijk in Eindhoven van de 25-jarige  Nicolaas Arnoldus Ouwerkerk in 1925, was zijn moeder Hendrika van  de Grint inmiddels overleden, zijn vader Nicolaas Cornelis was toen 60 jaar en woonde in  Rotterdam en inmiddels hertrouwd met Maria Catharina Rollenbergh.


Woonhuis  fam. Ouwerkerk aan de Melkweg 61 te Eindhoven (Bron:  Google-streetview)
Nicolaas en Lisa woonden op de Melkweg 61 in Eindhoven.  Ze kregen samen twee kinderen: Nicolaas Petrus (1927-1996) en Toos (*1933).
"Nico" was één van de eerste wagenvoerders (= machinisten) in Nederland op de elektrische trein. Zijn indiensttreding in  1938 viel nl. samen met het in dienststellen van  het zgn. elektrische middennet, waarvoor het mat. '36 aangeschaft is. Hij reed vnl. op de route Eindhoven-Amsterdam.  
Op 31 mei 1944 waarschuwde de  conducteur Nicolaas, net voordat de trein het station van Culemborg binnenliep, dat er luchtalarm was. Hij zag dat aan de rode vlaggen die uithingen. Het was  echter al te laat om maatregelen te nemen. De vliegtuigen beschoten de trein en bestookten hem ook met fosforbommen. Nicolaas werd nog wel door hulpverleners zwaar verbrand uit de cabine gehaald, maar overleed kort daarop. Nog diezelfde  dag kreeg de vrouw van Nicolaas, via "twee heren in donkere pakken" het vreselijke nieuws te horen.
Eén van de daarop volgende dagen stuurde men vanuit Culemborg nog wel persoonlijke eigendommen naar zijn vrouw toe, zoals zijn bril. De bijbehorende brillenkoker was door kogels zwaar beschadigd.
Enkele dagen later is Nicolaas onder grote publieke  belangstelling begraven op het St. Martinuskerkhof in Tongelre, de Eindhovense wijk waar hij woonde. Een grote storm op 18 januari 2007, velde een 200-jaar oude monumentale boom. In zijn val nam die boom 28 grafmonumenten mee w.o. die van Nico Ouwerkerk. Op 8 oktober 2007 zijn daardoor alle zwaar beschadigde graven geruimd.

Met dank aan: http://genealogie.dannypeeters.nl/









Deze bronzen plaquette in de reizigerstunnel van het station in Eindhoven is  aangebracht ter nagedachtenis aan 15 personeelsleden van de NS, die tijdens de bezettingsjaren door oorlogshandelingen zijn omgekomen. Hun namen luiden: F.H. Beckers, J. Beringer, H. van Beusekom, J.G.H. Bossewinkel, G. van den Braak, G.J. van Bragt, F.H. van den Broek, J. den Hollander, J.H. van Hout, H.A. Huizing,  W.J. Jonker, A.C. Kuijpers, N.A. Ouwerkerk, F.J. Schoenmakers en M.T. van de  Zanden.
Onder de namen is een afbeelding van een gevleugeld wiel aangebracht. Dit is het voormalige symbool van de Nederlandse Spoorwegen. Het gedenkteken is een uniforme plaquette die is aangebracht in 110 Nederlandse stationsgebouwen.
De namen van de omgekomen personeelsleden staan ook vermeld op het  'Monument voor het Gevallen Spoorwegpersoneel' in Utrecht.
 
Met dank aan de leden van het  Stamboomvragenforum, m.n. Ludmilla van Santen-Bergmaier en Toos Rooijakkers-Ouwerkerk, Ellij Rooijakkers.
 
  • Vriend, Jan, 63 jaar, Rooms Katholieke priester, geboren te Hoogkarspel en  wonende te Nuenen, zoon van Dirk Vriend en Catharina Oud.

Jan Vriend  S.J. werd geboren op 25-12-1880 in Hoogkarspel (zijn vader heette Dirk en zijn  moeder Catharina van Oud). "Joannes" volgde de humaniora (Latijnse School) in Gemert  van 1893 tot 1899 en trad daarna, op 26-9-1899, in bij de jezuïeten op het  noviciaat Mariëndaal, bij Grave. Zijn eerste geloften legde hij af op 27-9-1901.  Na zijn interne opleiding filosofie en theologie, volgde op 24-8-1915 de  priesterwijding in Maastricht, toegediend door Mgr. L. Schrijnen van Roermond.  Zijn laatste geloften legde hij af op 2-2-1918 in Amsterdam (coadiutor  spiritualis). Tussen 1918 en zijn overlijden was hij werkzaam in o.m. Amsterdam  (Ignatiuscollege, docent Engels), Nijmegen (Canisiuscollege, id.), Den Haag (socius  c.q. secretaris van de procurator), Spaubeek (retraitehuis, spirituaal) en het  retraitehuis in Venlo (id.). In Venlo begon hij in 1942. Joannes was o.m. bevriend  met de kunstenaar Herman Moerkerk.

Klooster in Nuenen toen en nu
    
 
Priesterwijding                                                                            Paspoort van Jan                                                                                        
                                                                        


Herinnering  aan 25-jarig jubileum
Dagboekaantekeningen van Hermanus Alphonsus  Aldenhuijsen,  Pastoor te Nuenen in 1944:  "De  Jezuïeten, 18 in getal (3 priesters, 12 fraters en 3 broeders) komende van  Maastricht en Valkenburg, verbleven vanaf half april 1942 tot aan het einde van  de oorlog, in het nieuwe parochiehuis. Zij waren door de Duitsers uit hun  klooster gezet."

Met dank aan  Jan Vriend (neef uit Oosterblokker), Foppe de Lang (Nuenen) en leden van  het Stamboomvragenforum, m.n. Ludmilla van Santen
  • Wolff, Adrianus Adolph Gustav, 42 jaar, kantoorbediende, geboren en wonende te  Amsterdam, gehuwd met de uit Gestel en Blaarthem afkomstige Justina Maria Bergmans.  Hij was de zoon van Adolph Otto Wolff en van Jacqueline Adriana Josina (Anna) van  der Hengst.

Adolph Otto Wolff, de vader van Adrianus (Ad), was reserve  kolonel in het leger. Op de derde regel staat hij nogmaals. zijn dochter  op regel twee, trouwt Johannes Hendrikus Egbertus Schmidt.
Achter de naam van zijn vrouw op de onderste regel, staat dat ze in 1936 naar  Den Haag ging, ter huize van Schmidt.
Ad  en zijn zoon Otto in 1936 op de Scheveningse boulevard

Fam.  Wolff, oktober 1941
Amsterdammer Ad Wolff trouwde op 3 februari 1931 met de nabij Valkenswaard geboren Justina Bergmans.  Op 2 april 1932 werd hun enige kind geboren: Adolph, Otto, Matthieu. Het gezin  woonde toen op de begane grond van de Genestetstraat 16 in Amsterdam.
In het begin van de oorlog moest Ad voor de arbeidsinzet naar Duitsland. Hij  kwam terecht op een vliegveld in Berlijn. Omdat hij over een zo'n goede  talenkennis beschikte, kwam hij daar al snel op kantoor terecht.
Hij keerde in 1943 weer terug naar Amsterdam en was hier actief als  effectenhandelaar. In die hoedanigheid was hij op 31 mei 1944 aan het werk in  Brabant. Toen zijn gezin bericht kreeg van het overlijden van Ad
, gingen zijn  vrouw en zoontje de volgende dag meteen naar Culemborg om hem te identificeren.  Op het station van Culemborg stonden de kisten van de slachtoffers opgesteld in  een rij. Zoon "Otto" herkende zijn vader aan de schoenen die voor de kist  stonden. Hij was voor de rest onherkenbaar door schoten in zijn nek en onderbuik.
Links het woonhuis van de fam. Wolff, De Genestetstraat 16 hs te Amsterdam (Bron: Google streetview)

Met dank aan de leden van het  Stamboomvragenforum, m.n. Ludmilla van Santen

  • Van Winkel, Louisa Antoinetta Petronella ("Wies"), 27 jaar, muzikante, geboren te Strijp en wonende te Eindhoven, dochter van Petrus Martinus Adrianus van Winkel en van , Anna Catharina Josephina Teurlinckx.

 
   
Dit zijn drie foto's van het pand Wal 17, het woonadres van Wies van Winkel,  in de binnenstad van Eindhoven. Het pand werd tot 1926 bewoond door de familie Teurlinkx, de ouders van de moeder van Wies. Op de eerste foto staat Guus van Winkel. In 1941 is de voorpui veranderd, doordat er een kapsalon in werd gevestigd. Beneden was de herenkapsalon van Louis van Winkel en boven de dameskapsalon van zijn broer Guus. De moeder van Wies bleef, na het overlijden van haar man,  hier tot haar dood in 1953 wonen. 
In 1959 is er verbouwd aan de voorgevel, die was gescheurd vanwege het heien van het nieuwe bankgebouw ernaast. Bij de twee laatste foto's is links de muur van de ABN-Bank, thans ABN-AMRO, te zien. De rechtse foto is de situatie rond 1970. Vervolgens breidde de bank uit en werd de kapsalon gesloopt.
Louis van Winkel heeft na de sloop van dit pand nog op de eerste etage boven het kantoor van Groot Eindhoven aan de Paradijslaan gezeten.
 
Vader Petrus Martinus Adrianus van Winkel werd  in Rotterdam geboren op 26-01-1885 en overleed op  28-10-1952 in Eindhoven. Hij was slachter in de keuken van de Philips-fabriek. Wies' moeder was Anna Catharina Josephina Teurlinckx. Zij werd geboren op 19-03-1885  in Eindhoven en overleed in 1955. Zij trouwden op 28-08-1912 in Eindhoven en kregen samen vier kinderen:

  • Nettie van Winkel (1911-1999), tr. met  Petrus Jacobus (Sjaak) van Wielink (1909-1968)

Vader Piet was in zijn spaarzame vrije tijd koperslager en maakte deze afbeelding naar een foto van Wies.

  • Louisa Antoinetta Petronella (Wies) van Winkel.  Zij was bondoleonist/ accordeonist/ xylofonist/ pianist bij het Haags Concertgebouw Orkest. Hiervoor 
moest zij vier maal in de week per trein van Eindhoven naar Dan Haag. Op 31 mei 1944 werd de treinreis haar noodlottig. Ze wilde altijd in de voorste wagon zitten, vlakbij het raam, zodat ze de rails goed kon zien. Dit was nu juist de plek in de trein die het gevaarlijkst was. Toen de familie op de hoogte werd gebracht van haar dood, moest haar vader samen met zijn schoonzoon Sjaak naar het Culemborgs station om haar te identificeren. Laatstgenoemde staat ook op haar overlijdensakte vermeld.

  • Louis van Winkel (1920-2009),  tr. met Annie van Stipdonk (*1920) 

  • Guustaaf van Winkel (1926-2005), tr. met  Hendrika Wilhelmina Gezina Mulder(1930-2003)

Het indrukwekkende graf van Wies, op de Catharina begraafplaats nabij het Frederik van Eedenplein, vlakbij het centrum van Eindhoven.

Met dank aan de leden van het Stamboomvragenforum, m.n. Ludmilla van Santen
  • Koch, Eduard Johan, 47 jaar, directeur Ingenieursbureau Bouwnijverheid, geboren te Atjeh en wonende te Wassenaar, gehuwd met Johanna Louise Fischer, zoon van Eduard Adriaan Koch, arts en van Johanna de Vlugt.

De in 1896 in Kota Radja (vml. Ned. Indië) geboren Eduard Koch was mede-directeur van IBB (Ingenieursbureau voor de Bouwnijverheid, tegenwoordig Condor te Oegstgeest). Uit zijn eerste huwelijk had hij twee kinderen: Eeds en Kaay en uit zijn tweede huwelijk met Johanna Louise Fischer één zoon: Tonny (*1939). Het gezin woonde toen op de Middelweg 19 te Wassenaar. In de oorlogsjaren werd dit huis gevorderd door de Duitsers en trokken ze tijdelijk in bij een familie op de Amazonelaan te Wassenaar. De naam van deze straat is in 1947 veranderd in Schout bij Nacht Karel Doormanlaan.

Eduard in december 1938
Woonhuis van de familie Koch aan de Middelweg te Wassenaar (Bron foto's: Ton Koch)
De bewuste 31 mei 1944 was Eduard voor zijn werk op weg naar Brabant. Hij was door herrangering op het station van Utrecht in één van de eerste wagons terecht gekomen. Eduard was het enige slachtoffer uit de trein, met ritnummer 631, die van Den Haag, via Utrecht naar Eindhoven zou rijden. Hij zou om 13.31 in Culemborg stoppen, maar werd door Amerikaanse jagers halverwege de brug en het station Culemborg beschoten.
Toen de familie bericht kreeg van het overlijden van Eduard, gingen zijn vader en boekhouder van zijn bedrijf de volgende dag meteen naar Culemborg om hem te identificeren. Op het station van Culemborg stonden de kisten van de slachtoffers opgesteld in een rij. De 48-jarige boekhouder Peter Heijstraten tekende de overlijdensakte. Vreemd genoeg leverde de politie de volgende dag de schoenen van Eduard thuis af.
 
Uit: De Nieuwe Rotterdamsche Courant van 3 juni 1944
De zus van deze overleden Ir. Eduard Johan Koch is mevrouw Johanna Elisabeth Lely-Koch. Haar schoonvader was Conelis Lely, de bekende ingenieur van o.a. de Zuiderzeewerken en de aanleg van de afsluitdijk.
Getuige deze advertentie hertrouwde de weduwe van Eduard op 15 oktober 1948.

Met dank aan de leden van het Stamboomvragenforum, m.n. Ludmilla van Santen-Bergmaier en Ton Koch

  
  • Hesemans, Adriana Cornelia33 jaar, geboren en wonende te Hedel, dochter van Martinus Hesemans en van Antonia van den Berk. 
Zij is de 'tante Jeanne' uit de beschrijving van de destijds 7-jarige Louk Hesemans, die deze treinbeschieting overleefde.

De ouders van Adriana Cornelia waren wagenmaker/timmerman  Martinus Hesemans en Antonia van den Berk. Zij trouwden in 1901.
Van hen zijn deze kinderen bekend:
  • Martinus 1901-1903, 15 maanden oud
  • Elisabeth Johanna Maria (1903-1991), verpleegster in Amsterdam en de moeder van Louk.
  • Johanna Maria geb?-overl.?, naaister,  trouwde met de uit 's-Hertogenbosch afkomstige boekhouder Martinus Marinus de Gouw 1904-1999 (hij hertrouwt met Catharina E (Toos) Rooijmans
  • Martina Maria 1906-overl. ?, trouwde in 1938  met Alphonsus Gerardus van Beers 1911-1943 (overleden in Vught)
  • Adriana Cornelia ca 1911-1944
  • Johanna Antonia 1913-1914, 8 maanden oud
  • Cornelis geb. 1915-overl. 1962 

Ooggetuigenverslag van Louk Hesemans uit het Friese Holwerd
 
Op zaterdag 31 mei 1944 werden nabij het station van Culemborg twee treinen beschoten. Hierbij vielen negen doden en vele gewonden. Alleen al in de trein waar ik in zat, vielen acht doden en tien zwaargewonden. Over dit voorval wil ik hier wel wat vertellen.

Beschieting
Vlak voor het station Culemborg werd onze trein beschoten. Het gebeurde vaak op deze plek zo vlak voor dat een trein het station bennen reed, omdat de trein dan langzamer gingen er een vrij schootsveld was voor de vlieger. Vanaf oktober 1942 werden treinen beschoten, maar toen was het nog een zeldzaamheid. Ook 's nachts werden treinen vaak beschoten, omdat zij dan, door de lichtschijn van de vuren van de stoomlocomotieven, goed zichtbaar waren. We zouden de trein van drie uur nemen naar Amsterdam. Maar opeens had mijn tante Jeanne, de jongste dochter van mijn grootouders, het idee om de trein van twee uur te nemen omdat zij dan nog voor het donker terug kon zijn.

Waarom die beschietingen?
Met treinen roofden de bezetters ons land leeg. Zij hadden in de gaten dat zij de strijd uiteindelijk zouden verliezen en stalen alles wat los en vast zat, om straks thuis nog wat te hebben. Al het vee, maar ook al het meubilair, dat zij stalen uit de huizen van vooral Joden die gedeporteerd, werd via een speciaal opgerichte verhuismaatschappij opgehaald en op de trein gezet, richting vaderland. Fietsen, meubilair, kunstwerken alles was welkom. Maar erger nog de treinen werden ook gebruikt om mensen naar de vernietigingskampen te brengen. Iedere dinsdag vertrok er een trein van Westerbork naar Auschwitz. Daar waren ook familieleden, vrienden en kennissen van ons gezin bij. Op 13 september 1944 was de laatste van totaal 46 transporten die plaats vonden.

Het gevaar van de beschietingen.
Vanuit, meestal Engelse jagers, werd de locomotief beschoten. Omdat het een stoomketel was, vloog deze in de lucht of minimaal in brand. De machinist overleefde dit praktisch nooit. Maar van de tien kogels die werden afgeschoten gingen er negen de andere kant op. Meestal kwamen die terecht in de voorste treinstellen en daar vielen dan ook bijna altijd slachtoffers. Na enige tijd wisten de reizigers dit en bleven de eerste drie wagons leeg. Wij wisten dat niet. Er was wel enige gevaar en we waren ook wel gewaarschuwd voor eventueel gevaar, maar mijn familie vond dat het wel kon. Mijn tante werd dodelijk getroffen en ik werd zwaar gewond. Toen we de vliegtuigen hoorden, moest ik gaan liggen op de grond, zoveel mogelijk onder de houten bank. Ik zag mensen uit de trein springen, sommigen met hun aktetas voor zich uit, dwars door het raam en de sloot over.

De gevolgen en een staking
Het gevolg van dit alles was dat de regering in ballingschap besloot een algemene spoorwegstaking uit te roepen op 17 september 1944. De bezetter was hier zo boos over, dat zij al het transport en vooral dat over water verboden. Dit verbod werd pas op 8 oktober 1944 opgeheven, maar had grote gevolgen. Men durfde niet meer te varen. Men was alsnog bang beschoten of afgevoerd te worden en dat hield in dat er geen transporten meer waren naar het Westen. En dat had weer tot resultaat, dat er voedselgebrek ontstond, dat er honger werd geleden en dat de laatste winter van de oorlog ook meteen de slechtste werd.
   De ontvangsthal

Wat waren de gevolgen voor mij persoonlijk?
Ik lag gewond op de vloer. Maar was nog wel bij kennis. Ik haalde scherven glas en splinters hout uit mijn gezicht, armen en lichaam. Ik proefde bloed. Maar het vreemde was...het was doodstil. Ik riep naar mijn tante Jeanne, maar kreeg geen antwoord. Was opeens van de wereld, maar even later weer bij kennis. Eindelijk kwamen er mensen die mij uit de trein haalden. En naar het ziekenhuis Sint Barbara te Culemborg brachten. Hoe? Dat weet ik echt niet meer. Ik lag opeens in de hal van het ziekenhuis. In shock. Ik vroeg steeds dan weer om warm, dan weer om koud water. Ik werd opgehaald en naar de operatiekamer gebracht. Mijn laatste herinnering was een grote lamp die boven mijn gezicht hing. Weken later werd ik pas wakker in juli 1944. Ik lag daar op een grote mannenzaal, als enig jochie net zeven jaren oud. Ook daar heb ik wel het een en ander meegemaakt, maar deze herinneringen bewaar ik ook maar voor later. Wel schrok ik opeens: ik zag een lege plek in mijn bed, ik miste een been, maar voelde het nog wel. Vreemd hoor. Maar het zou allemaal wel goed komen zeiden de paters en nonnen. Het been moest geamputeerd worden, omdat er te veel schade was aangericht. Op 2 augustus ben ik weer naar Amsterdam vervoerd met een legerauto. Ik was weer thuis na de Pinkstervakantie die op 24 mei begon, de verjaardag van mijn overleden vader.
Deze foto van Louk is genomen achter het toenmalige Barbaraziekenhuis eind juli 1944 (bron: weblog Louk)

Telegram die de familie stuurde naar de geëvacueerde moeder van Louk
N.a.v. een door de webmaster geplaatst krantenartikel (zie blz 9 en klik op tekst) over dit voorval in de Culemborgse Courant van 20 februari 2013, hebben zich vier Culemborgse getuigen gemeld:

Het betreft de toen 17-jarige Nico van der Sluis. Hij was bankmedewerker van de Rotterdamse Bank met als standplaats Utrecht. 's Morgens ging hij eerst per trein naar Utrecht om vervolgens met een aktetas per trein naar het filiaal in Geldermalsen te reizen. 's Middags reed hij weer per trein naar een filiaal te Culemborg. Hij was net nabij het station in Culemborg toen de beschieting begon. Hij werd door twee Duitsers uit de trein gesleept en in de berm naast het spoor gelegd. Hij had zijn rijkelijk gevulde aktetas nog steeds tegen zijn borst geklemd. Hij voelde dat hij gewond was aan zijn oor en borst. Hij zette het meteen op een lopen naar huis en ging van daaruit meteen door naar een arts. Die constateerde dat er een stuk van een kogel in zijn borstbeen zat. Die is echter nooit verwijderd.
De Rotterdamse bank was zo blij dat Nico de administratie en een groot geldbedrag had weten te redden, dat hij een boek kreeg: Europa Ahoy, over de geschiedenis van een zeilschip. Voorin zit een soort oorkonde.
Nico heeft nooit weet gehad van het grote aantal slachtoffers van deze treinramp.

Corrie Collé was 10 jaar toen ze samen met enkele vriendinnetjes, w.o. Annie Rink, bij het station in Culemborg aan het spelen was. Bij het horen van de schietende vliegtuigen, wierpen ze zich tegen de spoorberm aan. Toen het achter de rug was, ging Corrie als eerste een kijkje nemen en zag dat Duitse soldaten sieraden afnamen van de gewonden en verminkte lijken. Vervolgens zag zij dat die op een boerenkar werden geworpen van de Fa. Van Vuren en spoorslags naar het Barbaraziekenhuis werden gebracht.

Willie Lamboo was ook 10 jaar. Zijn vader had een aannemingsbedrijf en was met een collega aan het werk aan een woning aan de westkant van het station, waar nu Hussen is gehuisvest. Zij moesten plotseling schuilen toen de beschieting kwam. Duitsers hadden op het station ook afweergeschut opgesteld en vuurden ook op de vliegtuigen. Zoon Willie is meteen gaan kijken hoe het met zijn vader was, maar hij en zijn collega waren ongedeerd.
De toen 16-jarige Joke Wammes woonde op Parallelweg-Oost 15. Bij de beschieting van de treinen werd ook hun woonhuis geraakt en brandde helemaal af. Zij zijn alles wat ze bezaten hierdoor kwijtgeraakt. Ze mochten met hun twaalven tijdelijk inwonen bij de buren, familie Van Raay, die voorbij 't Melkbrugje woonden.
Joke kon zich nog goed herinneren dat de doden en gewonden uit de trein werden gehaald. Het gekerm en geschreeuw dat hiermee gepaard ging, klinkt nog in haar oren. 

Veel dank aan leden van de StamboomVragenForum, m.n. Ludmilla van Santen, Victor Lansink van Het Utrechts Archief en de diverse familieleden van bovengenoemde slachtoffers.
Terug naar de inhoud