Proces NSB-burgemeeter Remmert - Oorlogsslachtoffers uit Betuwe-West

Oorlogsslachtoffers uit gemeenten Buren, Culemborg en West Betuwe
Oorlogsslachtoffers West- Betuwe
Ga naar de inhoud

Proces NSB-burgemeeter Remmert

Gemeente West Betuwe > Oorlogsjaren Geldermalsen
REMMERT, tyran van Geldermalsen en omstreken, staat terecht
EISCH : NEGEN JAAR

De laarzenknecht Remmert voor zijn rechters
In een zitting, die 2 1/2 uur duurde, heeft vrijdagmiddag het Bijzonder Gerechtshof in Arnhem de zaak behandeld tegen Johann Friedrich Remmert, oud 45 jaren, in de bezettingsjaren N.S.B.-burgemeester van Geldermalsen en waarnemend burgemeester van Culemborg, Buren, Buurmalsen, Beesd, Deil, Varik en Ophemert. Voor de inwoners van Geldermalsen, die vrijdagmorgen den door gladheid en dikken mist gevaarlijken tocht naar Arnhem hadden aanvaard, is alles op een groote teleurstelling uitgeloopen. De tenlastelegging alsmede het behandelde in de openbare zitting waren slechts een zeer flauwe weerspiegeling van hetgeen Remmert, vooral na Dollen Dinsdag, in de Betuwe heeft misdreven.
Voor den aanvang der middagzitting kon men in de hal van het Gerechtsgebouw de Duitsche generaals Rauter en Christiansen zien, twee onttakelde grootheden die op hun dagelijksche voorgeleiding voor den Commissaris van instructie stonden te wachten. De samenloop van omstandigheden wilde, dat Remmert op weg van zijn cel naar de gerechtszaal Rauter passeerde, den man aan wien hij eens vol eerbied het verzoek had gericht een „Waffenschein" te mogen ontvangen, teneinde in de Betuwe op wild te kunnen jagen. Het Bijzonder Gerechtshof was als volgt samengesteld: president mr. baron de Vos van Steenwijk, raadsheeren mr. de Vos en mr. van Eek. Als militaire raadsheeren fungeerden twee hooge officieren van land- en zeemacht. Procureur-fiscaal was mr. Fikkert. Op de gereserveerde tribune hadden plaats genomen de heren A.P. van Rijswijk en Ad. Vaal beiden leden van het Tribunaal in Geldermalsen.
Als Remmert is voorgeleid en de president de gebruikelijke vragen heeft gesteld, leest de procureur-fiscaal de tenlastelegging voor, alleen vermeldende het lidmaatschap van het Legioen Nederland en het zich wederrechtelijk toeëigenen van meubels en andere goederen, eigendom van ondergedoken families uit Geldermalsen. Terstond hierop worden drie getuigen gehoord. Allereerst de heer Siebrands, in de bezettingsjaren leider van den distributiekring Geldermalsen, thans ambtenaar ter Provinciale Griffie van Utrecht. Hij vertelde, hoe achtergelaten goederen uit zijn woning na de bevrijding werden aangetroffen in het huis van Remmert. Hij had hiervoor geen toestemming verleend en verd. had verteld deze goederen noodig te hebben voor Duitsche inkwartiering. Tweede getuige was de heer A. van der Mast, wachtmeester bij de Rijkspolitie in Geldermalsen. Ook hij was na Dollen Dinsdag ondergedoken in verband met een illegale actie. Remmert was verschillende malen in zijn woning geweest en had daaruit goederen gehaald zonder zijn toestemming. Het radiotoestel werd na de bevrijding teruggevonden in de ambtswoning van Remmert. Van het linnengoed was nooit iets teruggevonden. Bij overlevering was getuige verteld, dat Remmert koffers vol goed naar den N.S.B.-burgemeester van Warnsveld had gezonden. Remmert: Dit waren mijn eigen koffers met linnengoed, die ik in Warnsveld heb achtergelaten.
De laatste getuige was de heer A. Veenstra, wachtmeester bij de Rijkspolitie in Geldermalsen, die ook ondergedoken was met zijn gezin. Ook deze had zijn huisraad zonder toezicht achtergelaten. Uit een verklaring, welke de heer Veenstra aan het Hof overhandigde, bleek dat Remmert in gezelschap van twee Duitsche officieren linnengoed uit zijn woning gestolen had. Later was Remmert alleen teruggekomen en had een lamp meegenomen. Weer later kwam Remmert terug met zijn chauffeur Rensel om nog meer te halen. Rensel kreeg een paar vloerkleedjes cadeau als belooning voor het helpen plunderen der woning. Na de capitulatie was de heer Veenstra tegenwoordig geweest bij de arrestatie van Remmert en had verschillende eigendommen in de burgemeesterswoning herkend.
Remmert tot wachtmeester Veenstra: Het schrijfbureau in mijn woning was mijn bezit en had ik reeds 27 jaren. Uw bureau stond in de villa van den heer Tolhuisen, directeur van de Rotterdamsche Bankvereeniging in Geldermalsen. U neemt het niet zoo nauw met de waarheid. De president: Nou, nou, een mensch kan zich vergissen en bureaux lijken wel eens veel op elkaar. Remmert tot den president: Het bureau van getuige Veenstra was in de villa van den bankdirecteur Tolhuisen, een man met een bekenden naam. Waarom moet die hier niet terecht staan? Als alle inwoners van Geldermalsen, die op den dag der capitulatie meubels van een ander in huls hadden, hier moesten terecht staan, zou het zwart zien van verdachten; Geldermalsen was geen gemakkelijke gemeente. Het bleek dat het bureau van den heer Veenstra door Duitsche officieren in de villa van den heer Tolhuisen was gesleept en na de bevrijding werd dit direct weer aan den rechtmatigen eigenaar teruggegeven.
Getuigen & decharge. Vervolgens werden twee getuigen a decharge gehoord. De eerste was de 49-jarige mevr. M. Japin, die huishoudster bij Remmert is geweest. Zij vertelde dat zij geëvacueerd was in Buren en daar als melaatsche werd behandeld. Teneinde raad ging ze bij Remmert haar nood klagen en deze nam haar in dienst. Toen ze in dienst kwam liet Remmert haar de geheele ambtswoning zien en wees haar op goederen die niet van hem waren; Hij vertelde haar dat deze goederen in zijn woning gehaald waren in verband met inkwartiering van hooge Duitsche officieren. Getuige moest zuinig met deze goederen omgaan zoo had Remmert gezegd, want ze moesten na afloop der inkwartiering weer aan de eigenaren worden teruggegeven. De Duitschers hadden drie kamers in gebruik. De tweede getuige was de 20-jarige Lambertus Marian Japin, zoon van de eerste getuige, die door toedoen van Remmert nog bij de politie in Geldermalsen had gediend. Hij legde ongeveer een gelijkluidende verklaring af en vertelde nog, dat de dochter van Remmert hem gezegd had, dat zij de meubels bij de heer van Eck van den toenmaligen evacuatiedienst had opgegeven: De hr Van Eck had echter geweigerd een verklaring af te geven. Het bleek dat het Hof er mede bekend was dat Japin voornoemd voor het Tribunaal in Geldermalsen had terecht gestaan.
 
Verhoor van Remmert
De president ging hierna met Remmert zijn levensloop na. Van 1918 af was hij in dienst der P.T.T. In September 1940 werd hij lid der N.S.D.A.P. van majoor Kruyt. Na opheffing van deze groep door den Rijkscommissaris sloot hij zich aan bij de groep Van Rappard. Raadsheer mr de Vos: Waarom sloot U zich hierbij aan? Remmert: In deze groep vond ik den arbeider terug. De N.S.B, was me te deftig. Raadsheer majoor Stoopman: Maar toen U den burgemeesterszetel van Geldermalsen in het verschiet zag, werd U lid van de N.S.B.. Daar ging het bij U om. Remmert: De opheffing van de groep Kruyt en van Rappard door de Duitschers is altijd voor mij een volkomen raadsel geweest.
Proc. fiscaal: Er ligt een brief in het dossier, waarin de dochter van Remmert aan haar vader vraagt wanneer hij nu eindelijk eens Rijksduitscher zal worden. De president vervolgde ‘t verhoor waaruit bleek, dat verd. zich vrijwillig had gemeld bij het legioen Nederland. Hij was als soldaat naar Polen vertrokken en had daar een opleiding ontvangen als radio-telegrafist. Later had hij nog rondgezworven in Oost-Pruisen en in Dantzig in garnizoen gelegen. De opleiding werd nooit in praktijk gebracht; verd. kreeg longontsteking en kwam in Den Haag bij de P.T.T. terug. Na zyn terugkomst in juni 1942 werd hij lid der N.S.B, en werd 3 maanden volontair op de gem. secretarie in Benthuizen, een gemeente van 1200 zielen waar hij zijn wijsheid opdeed om in Geldermalsen te gaan regeeren. In 1943 werd hij benoemd en in december 1944 werd hij lid der Germaansche SS. De president wees Remmert erop, dat hij in hart en ziel nationaal-socialist was en zelfs waarnemend burgemeester van Culemborg, Buren, Buurmalsen, Beesd, Deil, Ophemert en Varik. Remmert: Dit was ik, doch ik heb nooit goederen doen weghalen door landwachters of gemeente-werklieden in Geldermalsen om ten eigen bate aan te wenden. Dit was voor de Duitsche inkwartiering. De president: U vervulde Uw functie zoo goed, dat U zelfs het Kriegsverdienstkreuz hebt ontvangen. Raadsheer mr. van Eck: Met het vorderen van de meubels voor de Duitschers had U den legalen weg moeten bewandelen. Remmert: Als ik me als burgemeester er niet mee had bemoeid was het voor de burgers nog veel slechter geweest. Ik had een Duitsche generaal in huis, alsmede een militaire tandarts. De Duitschers hebben het radiotoestel van den heer Van der Mast weggehaald en toen die generaal wegging uit Geldermalsen heb ik het radiotoestel in huis genomen. Toen de Duitschers in mei 1940 binnenvielen, aldus Remmert op een vraag van den president, bleef ik op mijn post op het postkantoor in Den Haag. Alle ambtenaren waren gevlucht en hebben toen hun plicht verzaakt. Majoor Stoopman: Even daarna was U toch pro-Duitsch, want U hebt zich gemeld voor het Legioen. Remmert: Er werd mij voorgespiegeld, dat 't een Ned. legioen zou zijn onder Ned. vlag, met Ned. officieren en kader. Ik ging er bij, omdat ik fel anti-communist was.
Raadsheer mr. van Eek: Wie heeft U de overlijdensadvertentie van de gefusilleerden laten lezen? Remmert: dit heeft de secretaris gedaan. Mr. van Eck: Had U een lijst met namen van gijzelaars? Remmert: Neen, die had ik niet. Hierna werd de heer Van der Mast weer voorgeroepen en de president vroeg hem een indruk te geven van Remmert als burgemeester van Geldermalsen. Getuige's meening was dat Remmert een volbloed N.S.B.-er was en zeer pro-Duitsch. Het meeste had verd. echter misdreven na Dollen Dinsdag en toen was getuige met de andere getuigen ondergedoken.
Op een vraag van den president, wie dan wel 'n schets kon geven van verd.'s optreden in Geldermalsen in den laatsten oorlogswinter antwoordde getuige, dat dit de heer Van Rijswijk was, die in de zaal aanwezig was.
(In zijn pleidooi merkte de verdediger later op geen prijs te stellen op een getuigenis van den heer Van Rijswijk. Dit was zeer begrijpelijk, want de heer Van Rijswijk had ongetwijfeld wel 'n ander boekje open gedaan over de daden van Remmert. Nu hield het Hof zich zeer langdurig bezig met de vraag of een bepaald vloerkleedje al dan niet door Remmert uit een woning was gestolen en aan zijn chauffeur Rensel ten geschenke was gegeven. Over zijn aandeel in 't fusilleren van drie mede-inwoners; de onder zijn leiding gehouden razzia's, alsmede 't ophalen van gijzelaars werd weinig of niets gezegd. Zoowel verd. als diens raadsman maakten daarvan een dankbaar gebruik en de verdediger kon zich vastbijten in een tenlastelegging, die bepaald weinig om het lijf had).
 
REQUISITOIR
De procureur-fiscaal, mr. Fikkert, hield een kort requisitoir. Hij merkte op dat de kwestie van het legioen door verd. is toegegeven. Na de bezetting is deze man in de politiek gegaan en was waarn. groepsleider bij de groepen van majoor Kruyt en van Van Rappard. Door ziekte heeft hij geen eed op den Führer af kunnen leggen, anders zou hij 't ongetwijfeld hebben kunnen doen. In zijn tijd als burgemeester heeft hij zich voorwerpen toegeëigend of laten weghalen en deinsde er niet voor terug om die goederen in eigen bezit te doen overgaan. Spreker was er van overtuigd dat niet alle goederen langs legalen weg in de ambtswoning van Remmert terecht zijn gekomen, doch achtte het wettig en overtuigend bewijs niet geleverd. Hij heeft de hand gehad in het afbranden van drie woningen en vast staat, dat hij de bewoners niet tijdig heeft ingelicht. Ook heeft hij aandeel gehad in het doodschieten van drie inwoners zijner gemeente. 
Hij vorderde boter bij den heer Van Gellicum en toen deze weigerde was zijn antwoord: Je hebt den langsten tijd in je huis gezeten. De heer Hendriks werd ervan verdacht geen kaarsen te willen leveren en werd door verdachte 30 uren in een cel opgesloten. Later wist een zoon van genoemden heer kaarsen te bemachtigen en z'n vader werd vrijgelaten. Bij den heer Bel haalde hij textiel weg, hetwelk voor anderen klaar lag. De heer Bel weigerde de textiel af te geven, doch verd. voegde hem toe. Als je je mond niet houdt, laat ik je in de cel donderen. De heer Bel werd ook bedreigd met tewerkstelling voor de Duitschers, doch schreef een excuusbrief en werd toen weer vrijgesteld. De pakjes textiel werden echter door verdachte open gemaakt en met zijn echtgenoote nam hij mede, wat van hun gading was. Mr. Fikkert haalde deze voorbeelden aan om het Hof aan te toonen wat voor een mentaliteit deze verd. bezat en eischte tenslotte een gevangenisstraf van NEGEN JAREN, met aftrek van den tijd in detentie doorgebracht. Volkomen onbewogen en brutaal rondkijkend hoorde verdachte dezen eisch aan.
 
PLEIDOOI
De raadsman van verd. mr. F. W. van Ravenswaay uit Utrecht, hield hierna een uitvoerig pleidooi. Hij merkte op, dat het moeilijk pleiten is in politieke zaken. Het O.M. stelt de zaken slechter voor en de verdediging stelt de zaak mooier voor dan zij is. Men moet echter niet opzien tegen juridische moeilijkheden. Een rechter die objectief moet zijn, wordt vaak niet goed voorgelicht. Pleiter gaf toe, dat zijn cliënt in den oorlog volkomen fout was. Echter iemand die in vreemden krijgsdienst is getreden en lid Is van de N.S.B, wordt vaak zwaarder gestraft dan een ander, die ook in vreemden krijgsdienst was en geen lid was der N.S.B. Volgens pleiter moest dit eigenlijk andersom zijn, want treedt iemand in vreemden krijgsdienst, die lid was der N.S.B., dan is dit een uitvloeisel van de politieke overtuiging en die kan verschillend beoordeeld worden. De procureur-fiscaal haalt dingen aan, aldus pleiter, die niet in de tenlastelegging staan. Dat is niet juist. De heer Hendriks wilde de kaarsen niet verkoopen aan de burgerij van Geldermalsen: (Dit is onjuist. Een gedeelte was gevorderd door de Duitschers op Scheine, afgegeven door Remmert en de rest had de heer Hendriks verkocht aan de burgerij -verslagg.) Bij den heer Bel kwam Remmert met geldige vergunningen, afgegeven door den distributiedienst In Geldermalsen. In deze winkel stond vaak het  bordje „Verkocht", terwijl het niet zoo was. Pleiter erkent het weghalen der meubelen bij de drie getuigen. De geheele Betuwe was echter oorlogstooneel en iederen dag trokken de Duitschers er door en sloegen hun kwartier op. De ambtswoning van den burgermeester van Geldermalsen is 'n woning met 14 kamers en verd. kon niet alles zelf meubileeren. Er werden hooge Duitsche officieren ingekwartierd en die zeiden tegen Remmert: „Als U niet zorgt voor meubilair, zullen we het zelf halen". Hij heeft het toen zelf gehaald om erger onheil voor de burgers te voorkomen. Remmert heeft uitdrukkelijk tegen zijn huishoudster en haar zoon gezegd, dat ze voorzichtig moesten zijn met die meubelen, omdat ze later weer aan de eigenaren moesten worden teruggegeven. Ja, hij heeft zelfs in de laatste oorlogsmaanden doen aanplakken, dat iedere inwoner de vreemde meubels moest inleveren. Men kan niet beweren dat de goederen door Remmert gestolen zijn en hier moet vrijspraak volgen. Trouwens, wanneer de goederen werkelijk door Remmert gestolen waren, zou men hem hier zwaarder voor moeten straffen dan voor het treden in vreemden krijgsdienst. Deze vloeide voort uit zijn politieke overtuiging. Wat de kwestie van het legioen betrof, aan Remmert was voorgespiegeld dat het een Ned. legioen was met eigen vlag, officieren en kader. Het legioen was geen onderdeel der Waffen SS. Pleiter las de voorwaarden van toetreding voor, die anders waren dan bij onderdeden der Duitsche Weermacht. Het was geen onderdeel der Weermacht, dus van vreemden krijgsdienst is geen sprake.
Remmert had ongetwijfeld de bedoeling de Duitschers te helpen, doch dan tegen het communisme, dat hij fel haatte. Eerst komt bij dezen verd. zijn anti-communistische gezindheid en dan pas zijn pro-Duitschheid. In Polen zag Remmert reeds dat het zijn ideaal daar niet was. Vervolgens stelde pleiter de vraag wat Remmert voor een man was. Op 39-jarigen leeftijd was hij adj.-commies der P.T.T. en de conjunctuur bracht hem op den burgemeestersstoel. Tot Sept. 1944 was hij niet zoo erg in Geldermalsen als burgemeester, en na Sept. 1944 was Remmert een heel ander mensch geworden. Toen was Geldermalsen en de geheele Betuwe oorlogstooneel geworden en deze kleine man moest toen de geheele boel in Geldermalsen en omgeving opknappen. Dit kon hij niet en pleiter overlegde aan het Hof een verklaring van een dokter uit Den Haag, die verklaarde dat hij sinds 1920 regelmatig Remmert had behandeld voor storingen: nerveusheid, migraine, enz. Dit verklaart zijn opvliegendheid.
Hierna begon mr. Van Ravenswaay met gunstige verklaringen te werken. O.a. van de collega's van verd. op het P.T.T.-kantoor in Den Haag, die verklaarden dat Remmert hen nooit lastig viel. Van den Secretaris-Kerkvoogd der Ned. Herv. Gemeente van Geldermalsen, die verklaarde dat op verzoek van de kerkvoogdij Remmert de springladingen uit de Lingebrug liet halen, waardoor de Ned. Herv. Kerk geen schade zou oploopen. (Slechts drie maanden geleden waren Duitsche krijgsgevangenen te Geldermalsen bezig om die springlading eruit te halen.) Een verklaring werd voorgelezen van den plv. directeur van het Arbeidsbureau in Tiel, behelzende de mededeeling dat Remmert vele mannen uit Duitschland heeft gehouden. Een verklaring van den gemeentesecretaris van Culemborg, dat Remmert inwoners van Culemborg vrij kreeg na een aanslag op de spoorbrug. Voorts een verklaring van den heer mr. dr. G. Kolff te Geldermalsen, dat verd. heeft voorkomen dat de Betuwe onder water werd gezet. Een verklaring van een dokter, dat Remmert met levensgevaar uit Tiel geneesmiddelen haalde voor het Noodziekenhuis in Geldermalsen. (Het was toch een klein kunstje voor Remmert om in Duitsche uniform Tiel binnen te komen - verslagg.) Voorts werden vele gunstige verklaringen voorgelezen door pleiter, doch hij noemde de namen der schrijven niet. (Wellicht op verzoek - verslagg.) Een van hen schreef, dat op verzoek van Remmert de landwacht uit Geldermalsen werd teruggetrokken omdat deze zoo te keer ging. (Waarom deed Remmert dan een inval in Huize Lingebeek, omringd door Landwachters, terwijl hij deze woning eerst door Landwachters liet omsingelen? - verslagg.) Een andere anonieme verklaring beschreef Remmert weer als den man die velen in een nijpenden tijd heeft gered, terwijl een ander weer schreef dat Remmert toch niet moest worden aangezien als iemand die abrupt en streng optrad. De predikant bij het fort Vuren deed er nog een schepje op en verklaarde dat verd. zeer godsdienstig was en trouw de godsdienstoefeningen in het kamp volgde.
De procureur-fiscaal repliceerde kort en merkte op, dat alle N.S.B.-burgemeesters, die terecht staan, gunstige verklaringen bij zich hebben. Die kan een ieder wel verkrijgen en allicht heeft men voor iemand wel eens iets goeds gedaan. Ten bewijze dat verd. een perfide mentaliteit bezat gaf spreker nog enkele voorbeelden uit hef dossier. O.a. had Remmert tegen den heer Ezendam in Geldermalsen gezegd: „Ik zal jullie schooiers in Geldermalsen wel uitroeien". Tegen de familieleden van de gefusilleerde inwoners die een overlijdensadvertentie hadden geplaatst, dat “wegens droeve omstandigheden" hun familielid was overleden, had verd. gezegd: „Als je je mond niet houdt, laat ik je op de Markt doodschieten".
De weerlooze mej. De Gram, die zoo zwaar getroffen was, werd zelfs uit haar eigen dorp verjaagd. De procureur-generaal persisteerde bij zijn eisch van negen jaren gevangenisstraf. Na een korte opmerking van mr. Van Ravenswaay werd de behandeling der zaak voor gesloten verklaard en de president bepaalde de uitspraak op vrijdag 24 jan. a.s.
Verdachte voelde er geen behoefte aan om bij de uitspraak tegenwoordig te zijn en verzocht het Hof hem die uitspraak, schriftelijk te willen mededeelen. [Culemborgsche Courant, 15-01-1947]
 
Remmert krijgt 7 jaar
Het Bijzonder Gerechtshof te Arnhem heeft uitspraak gedaan In de zaak tegen Johann Friedrich Remmert, in de bezettingsjaren burgemeester van Geldermalsen en waarnemend burgemeester van Buurmalsen, Buren, Culemborg, Deil, Beesd, Varik en Ophemert. Het hof veroordeelde Remmert tot 7 jaren Rijkswerkinrichting met aftrek van de tijd in internering doorgebracht. De eisch van den procureur-fiscaal, mr. Fikkert, was 9 jaren gevangenisstraf, met aftrek van voorarrest. [CC, 29-01-1947]
 
Bron: Nieuwe Tielsche Courant 14-01-1947, zelfde tekst verder als in Culemborgsche Courant van 15-01-1947
Met dank aan Tanne de Goei 

  
Carrière Remmert 1940-1945 en de aanvraag jachtvergunning oktober 1943
   
Burgemeesterswoning aan de Koppelsedijk in Geldermalsen  
                                                                       
Brief van de Burgemeester uit november 1945, onderzoeken waren toen nog in beginstadium.
 
Luister hier naar het radioprogramma Studio Idzerda van 5 mei 2013. Het thema is Goed en kwaad. Tussen 33.45 en 42.10 minuten wordt bovenstaand verhaal door de webmaster voor het voetlicht gebracht. 
Terug naar de inhoud