Mevr. D. Tasche-Schook - Oorlogsslachtoffers uit Betuwe-West

Oorlogsslachtoffers uit gemeenten Buren, Culemborg en West Betuwe
Oorlogsslachtoffers West- Betuwe
Ga naar de inhoud

Mevr. D. Tasche-Schook

Gemeente West Betuwe > Burgerslachtoffers > Deil
Achternaam: Tasche-Schook
Voornamen: Dirkje Adriana
Voorletters: D.A.
Geboorteplaats: Deil
Geboortedatum: 18-09-1882
Overlijdensplaats: Medan
Overlijdensdatum: 27-03-1949
Categorieën: Burger
Brgraafplaats: Buiten Erevelden
Gemeente: Onbekend
Land: Indonesië
Gedenkboek: 41

Bron foto graf: OGS
De ouders van Dirkje waren de uit Geldermalsen afkomstige machinist Jan Schook (*1858-1931) en de uit Buurmalsen afkomstige Willemina van Sticht (*1859). Zij trouwden in 1881 in Buurmalsen en woonden in Geldermalsen. Ze kregen samen acht kinderen:
  • Elisabeth (*1881)
  • Dirkje Adriana (*1882),
  • Lambertus (*1886),
  • Cornelis (1888-1973),
  • Jan (1892-1960),
  • Willem Hendrik (1893-1973),
  • Teunis Harry (1894-1969),
  • Gerrit (*1895)
Van januari tm. mei 1883 woonde het gezin in Deil op N 15, waar Dirkje werd geboren. Toen verhuisden ze weer naar Geldermalsen.

De 21-jarige Dirkje trouwde op 26 november 1903 in Amsterdam met de 25-jarige rijwielhersteller Arie Willem Tasche (* 5-4-1878) uit Alkmaar. Bij dit huwelijk werd er een kind gewettigd: Willem Schook, geboren te Amsterdam op 19-09-1903. Ten tijde van dit huwelijk woonden de ouders van Dirkje in Nijmegen.
Op 8 juni 1906 werd een zoon uit dit huwelijk geboren: Willem Jan Hendrik. Vermoedelijk was hij in 1936 ingenieur werktuigbouwkunde. Hij trouwde op 10 maart 1937 in Den Haag met de Duitse Emilie Windbichler en vestigde zich in 1937 te Medan. In 1938 werd Willem officier van de marine stoomvaartdienst 3e klasse, in 1939 waarnemend ingenieur 2e klasse bij het veiligheidstoezicht van Batavia.
Arie had inmiddels zijn militaire dienst volbracht en was per 1-8-1903 uit dienst ontslagen. Vermoedelijk werkte Arie hierna bij zijn broer Hendrik Albrecht Tasche in Nijmegen. Deze bezat hier een fietsenwinkel aan de St. Jorisstraat, waar hij zelf ook fietsen produceerde onder het merk Achilles. Op ditzelfde adres startte hij iets later met de verkoop van Magnet motorrijwielen.
In 1907 werden er compagnons aangetrokken en werd de zaak uitgebreid en via de achterzijde in een L vorm doorverbonden naar panden aan de Van den Brugghenstraat 6-8. Onder de naam Tasche en Co. begon men met het hoofdagentschap van Ariès en Mors automobielen, welke snel  werd gevolgd door de merken Belgica, Stoewer, Wolseley en Rochet-Schneider.
Men deed goede zaken en de activiteiten werden uitgebreid met filialen in Soerabaya en Medan (Sumatra). Arie is vermoedelijk hierheen gestuurd, eerst als monteur en later als mede-eigenaar van het bedrijf.

Bron: Sumatra-post 1911
Eén kind gaat met moeder in 1911 naar Medan. Arie werkte daar toen al als automonteur, later werd hij eigenaar.
 

Bron: Sumatra-post 1912 en 1915                                                                                    
Uit bovenstaande kranten blijkt dat er een garage/autofirma Tasche op Sumatra was. Hier had Arie zijn emplooy.
Niet lang nadat de Eerste Wereldoorlog is begonnen, kwam de firma van Hendrik Tasche op een zwarte lijst te staan van bedrijven welke niet langer meer met Duitsland mochten handeldrijven, zodat aan het formele importeurschap van het merk Stoewer een eind kwam. Medio 1916 verhuisde  Tasche naar Amsterdam, om zich eerst op de Stadhouderskade 100-101 als garage Wolseley Palace te vestigen.
Uit de periode 1915- 1942 is nauwelijks iets van het wel en wee van deze familie bekend.

Op 7 december 1941 bombardeerden de Japanners Pearl Harbor. 's Morgens om half zeven  hield de gouverneur-generaal een toespraak op de radio waarin het dit vertelde. Dit had tot gevolg dat behalve de U.S.A. en Engeland ook Nederland en dus ook Nederlands-Indië in oorlog waren met Japan. In Azië waren het de Japanners, die vanaf januari 1942 hun aanval richtten op Nederlands- Indië. De verdediging van Indië steunde vooral op de Koninklijke Marine en het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL). Het KNIL beschikte over 68.000 grotendeels inheemse militairen; de hulpformaties bestonden uit 53.000 man.
Na de verloren zeeslag op de Javazee op 27-28 februari 1942 moesten de strijdkrachten op 8 maart capituleren en moesten alle militairen in de kazerne afwachten wat de Japanners zouden beslissen. Twee dagen later moesten zij  hun geweren inleveren en mochten ze de kazerne niet meer uit. Zij waren krijgsgevangenen. De Japanners hadden hiervoor geen begrip. Zij vonden het heel vreemd, soldaten werden geacht zich dood te vechten, overgeven hoorde niet. De Nederlandse soldaten werden dus met de grootste minachting door ze behandeld. Er was een Conventie van Genève over de behandeling van krijgsgevangenen, maar die had Japan nooit ondertekend. Op de dag van de capitulatie verschenen de Javanen in feeststemming in hun beste kleren op straat. De Japanners hadden als leus: "Azië voor de Aziaten".
De eerste drie maanden gevangenschap verbleven de militairen in hun eigen kazerne. Het regime was in het begin niet erg streng. 's Middags mochten  vrouwen en kinderen van de gevangenen hen bezoeken. Je mocht ook brieven  meegeven. Al snel werden de bezoekuren korter en minder frequent en na ongeveer een maand werden ze helemaal afgeschaft. Brieven versturen werd toen veel lastiger. Het kon alleen nog maar via het corvee dat dagelijks de stad in moest om voorraad voor de keuken te halen. Brieven versturen was verboden en  als er iemand betrapt werd, volgde er een afranseling.
Kort na de Nederlandse capitulatie, begon in maart 1942 de gevangenneming cq internering van Nederlandse mannen (en oudere jongens) toen prominenten, bestuursambtenaren en politiefunctionarissen in de gevangenissen werden opgesloten. Kort daarna waren de vrouwen en meisjes aan de beurt.
Dirkje wordt in maart 1942 - november 1943 gememoreerd in het Japanse interneringskamp op Sumatra: Tebing Tinggi. Daar staat beschreven: "Mevr. D.A. Tasche-Schook (Gijs), 60 jaar (geboren 18-9-1882)"

Het interneringskamp Tebing Tinggi lag ongeveer 75 km ten oosten van Medan aan de kustweg. Het was een gevangenisgebouw dat al zes jaar, sinds 1936, was verlaten. Het was afgekeurd vanwege het grote aantal muskieten. De gevangenis bestond uit drie blokken (Nijkerk, het Hofje en Tebing) gevangeniscellen en -zalen met elk een eigen afgescheiden binnenplaats. Rondom het geheel was een omheining van prikkeldraad. Over het aantal geïnterneerden, vrouwen en kinderen lopen de meningen uiteen: volgens Joop Heijn die de onderstaande lijst heeft samengesteld, zijn er 208 personen in Tebingtinggi geïnterneerd geweest, van wie er ongeveer 40 na korte tijd zijn vertrokken en elders zijn ondergebracht.
Blijft over 168 geïnterneerden, die tot 10 november 1943 in Tebingtinggi zijn gebleven en waarschijnlijk allen naar Poelau Brayan B en E zijn overgebracht. Een deel, Poeloe Brayan E, is later naar Gloegoer overgebracht en van daar, evenals de bewoners van Poeloe Brayan B, in juni 1945 naar Aek Paminke II. Gedurende de hele maand oktober 1945 volgde het transport naar het Poloniakamp in Medan.
Volgens Joop Heijn moet, als je rekening houdt met aan- en afvoer van geïnterneerden over de jaren 1942 en 1943, een gemiddelde aangehouden worden van circa 155 geïnterneerden.
Dr. D. van Velden schrijft in haar boek ‘De Japanse Burgerkampen’, Franeker 1963, blz. 527 dat ongeveer 120 geïnterneerden in november 1943 naar Poelau Brayan zijn overgebracht.
In de ‘Geïllustreerde Atlas van de Japanse Kampen 1942-1945, deel I’, Purmerend, 2000, blz. 46 wordt een aantal van 130 vrouwen en kinderen genoemd.
Deze cijfers zijn derhalve volgens de gegevens van Joop Heijn, een ex-kampbewoner, te laag.
De Japanse commandant van het kamp was Wakabayashi; de Europese leiding was in handen van mevr. Lide Smoor-Capelle.

Over de herkomst van de geïnterneerden in de gevangenis van Tebing is het volgende op te merken. Nijkerk zal genoemd zijn naar de onderneming Nijkerk in de omgeving van Tebing. Van deze onderneming is waarschijnlijk een groot aantal mensen in de gevangenis van Tebing terechtgekomen. De meeste overige geïnterneerden kwamen van ondernemingen van onder meer de HVA ten oosten van Pematang Siantar, o.a. Dolok Ilir, Laras, Pagar Djawa, Bandar Betsy, Tindjowan, Balimbingan, etc. Veel plantersgezinnen derhalve.

Dirkje is overleden na een langdurige ziekte. Of dit een gevolg is van de ontberingen in de Japanse interneringskampen, moet nog worden onderzocht. Haar man is overleden na december 1954.

Met dank aan leden van het Stamboomvragenforum, met name Ludmilla van Santen

Terug naar de inhoud