Dhr. A. Hol - Oorlogsslachtoffers uit Betuwe-West

Oorlogsslachtoffers uit gemeenten Buren, Culemborg en West Betuwe
Oorlogsslachtoffers West- Betuwe
Ga naar de inhoud

Dhr. A. Hol

Gemeente West Betuwe > Burgerslachtoffers > Asperen
Achternaam: Hol
Voornamen: Albert
Voorletters: A
Beroep: Fabrieksarbeider
Geboorteplaats: Asperen
Geboortedatum: 18-12-1924
Overlijdensplaats: Dellwig, Landkreis Unna
Overlijdensdatum: 26 januari 1944
Begraafplaats: Nederlands Ereveld Düsseldorf-Oberblick
Land: Duitsland
Vak:D
Rij: 9
Nummer: 1
Smelter Martinus Hol (1876-1950) uit Buurmalsen was de vader van Albert. Hij was weduwnaar van Jacomijntje van Thiel (1870-1920) met wie hij in 1898 in Buurmalsen trouwde en waarbij hij twee kinderen kreeg:
     
  • Baltus Martinus (*1899), trouwde in 1920 in Leerdam met Afke de Groot
  • Geertje Catharina (*1911), trouwde in 1932 in Amsterdam met Antony Willink
 
Vervolgens trouwde hij in 1920 met Bastiaantje de Jong (1883-1923). Na haar overlijden huwde hij met Theodora van Wijk (*1896), de moeder van Albert.

Naar de jeugdjaren van Albert wordt nog onderzoek gedaan.

In het Extra Nieuws Leerdam van 10 mei 2000 vertelt Leerdammer Harm Walt over zijn tijd als dwangarbeider in Duitsland, in de oorlog, waar zijn vriend Albert Hol overleed.

Het overlijden van Albert Hol

Wij, een aantal Nederlanders uit onder meer Amsterdam, Leerdam en Apeldoorn waren ondergebracht in het Gemeenschapslager Mannesmann te Langschede (Ruhrgebied, Duitsland). We waren als dwangarbeiders te werk gesteld, maar hadden beperkte bewegingsvrijheid. Maar niet alléén wij, er waren Russen, Russinnen, Fransen, Italianen en enkele Polen. Ook zij waren verplicht tewerkgesteld. Vaak gewoon van de straat of uit de school opgepikt.
Eén van de Leerdammers was Albert Hol. Hij zou met de tolk en nog enkele Nederlanders op 28 januari 1944 met verlof gaan. Zo langzamerhand werden de koffers gepakt. De verlofpas en andere benodigde papieren waren reeds in orde. Verlof: men weet niet wat dat betekent, wanneer men ver van huis is. Daarnaast leefde men onder slechte omstandigheden voor wat betreft voeding, ligging, werk, spanning, enzovoort.
Hoe het gekomen is zal altijd wel een raadsel blijven. Albert hoestte zijn longen uit zijn lijf. Maar dat vond hij maar bijzaak, we gingen immers volgende week met verlof. Olga, een Russisch meisje dat 'medicijnen' had gestudeerd zei tegen Albert dat hij naar de dokter moest gaan. Zij zei dat ook tegen de tolk, maar het was al te laat. Vrijdagmorgen bleef Albert op zijn krib liggen, hij had hoge koorts.
De Lagerführer werd erbij gehaald en deze beloofde de dokter te waarschuwen. Deze kwam pas 's middags om drie uur. Hij constateerde ribbenvelontsteking en achtte opname in het ziekenhuis noodzakelijk. De Lagerführer zou voor vervoer zorgen. Bij een boer werd er een paard en wagen met voerman geleend. Op de wagen werd stro gelegd en daarover een deken.
Ondersteund door landgenoten, die nachtdienst hadden, strompelde Albert naar de boerenkar. Bedenk daarbij dat het midden in de winter was en Albert hoge koorts had. 's Avonds ging de tolk bij Albert op bezoek. Hem sloeg de schrik om het hart. 's Zaterdags en 's zondags gingen anderen hem bezoeken. Zij vertelden: "Het was dubbele longontsteking en de toestand van Albert was slecht." Maandagmiddag ging de tolk weer op bezoek. Hij werd onmiddellijk door een verpleegster bij de dokter ontboden. De dokter zei: "De toestand is zeer kritiek, hoop is er nog, maar ik vrees het ergste."
Woensdagmiddag werd de tolk bij de directeur ontboden en deze deelde mee dat: "Uw landgenoot is overleden. Er is zojuist bericht uit het ziekenhuis gekomen. Wilt u de begrafenis verzorgen en zijn ouders waarschuwen?" De tolk en Pleun, de kameroudste, regelde de begrafenis en probeerden de ouders van Albert via de politie, het Rode Kruis en Arbeidsbureau te waarschuwen. De hulp van een NSB'er werd afgewezen. Intussen had men op het kantoor van Mannesmann niet stil gezeten. Daar werd succes geboekt. Via het hoofdkantoor in Berlijn werd het kantoor in Rotterdam per telex ingelicht. De Rotterdamse en Leerdamse politie zorgden voor de rest. De begrafenis van Albert was intussen vastgesteld op zaterdag 29 januari 1944 op de begraafplaats van Dellwig (Langschede).
Men zou het stoffelijk overschot met een lijkwagen, bespannen met twee paarden, in Unna uit het ziekenhuis halen en trachten om ongeveer twee uur op de begraafplaats te zijn. De tolk ging bij de dominee van Dellwig op bezoek en verzocht hem de begrafenis te leiden. De dominee stemde direct toe. De andere jongens zaten ook niet stil, zij brachten zoveel mogelijk landgenoten in Fröndenberg en Unna op de hoogte van het overlijden van Albert. Op vrijdagavond 28 januari 1944 arriveerden de vader en moeder en een broer van Albert op het station van Langschede. De tolk, die nachtdienst had, werd gewaarschuwd en deze begaf zich direct naar het station.
Maar waar moest hij met de familie heen. Onderweg trof hij de Lagerführer die in opdracht van de directie een kamer in een hotelletje had geregeld. Daar werd ook voor eten gezorgd. Tijdens het eten werd er op de deur geklopt. De deur ging open en daar stond de Lagerführer met de Russische vriendin van Albert. De rest zal ik u besparen.
Zaterdagmorgen ging de tolk met de familie Hol naar het ziekenhuis waar ze afscheid hebben genomen van hun zoon en broer. 's Middags om twee uur kwam de rouwkoets aan op het kerkhof in Dellwig. Er werd een stoet geformeerd.
De dominee, de familie Hol en de tolk, gingen voorop. Toen men langs de kerk het kerkhof naderde, begonnen de klokken te luiden.
Er was een krans van Mannesmann en veel bloemen. Ook de vrienden van Albert en enige Russische meisjes waren aanwezig. Verder alle Nederlanders uit de barak en velen uit de omtrek. De dominee leidde de begrafenis. Het ging er sober, maar netjes aan toe.
Tot slot sprak er nog een Leerdammer uit Fröndenberg. Zondagmorgen vertrok de familie Hol weer naar Leerdam. Het zal niet veel voorgekomen zijn dat ouders hun gestorven zoon, die dwangarbeider was in Duitsland, ter aarde mochten bestellen.
De tolk mocht enige dagen later met verlof.
   
Leerdam volgens Harm Walt    
Uit ‘Extra Nieuws Leerdam’ 17 mei 2000
    
Het tragische ongeluk van Anton Bats
   
Hieronder vertelt Harm Walt over zijn tijd als dwangarbeider in Duitsland in de oorlog, waar de 25-jarige Leerdammer Antonie Johannes Bats bij een tragisch ongeval om het leven kwam.

De  datum van dit drama is vermoedelijk juli-augustus 1944. De invasie op 6  juni 1944 was reeds begonnen. Dortmund was in de nacht van dinsdag op woensdag zwaar gebombardeerd. Op dat moment wisten we dat nog niet. Totdat de Lagerführer kwam binnenstormen met de volgende mededeling:  "Zondag om zes uur allemaal aantreden, jullie worden met vrachtauto's naar Dortmund gebracht om puin te ruimen. Iedereen is verplicht om mee  te gaan. Alleen een schriftelijk bewijs van de chef geeft vrijstelling. Maar er is afgesproken dat die zo min mogelijk worden verstrekt."
Die vrijdag en zaterdag werd er alleen maar gesproken over puinruimen. Zondagsmorgens stonden alle Lagerbewoners te wachten voor de barakken. Slechts twee Nederlanders ontbraken, de tolk en Jan, een jongen uit Waardenburg. Deze twee waren reeds in het bedrijf aan het werk. Stipt om 6.00 uur vertrokken de volgeladen vrachtwagens naar Dortmund. Om 8.00  uur stonden de twee vrijgestelden weer in de barak. Zij besloten om 's middags naar Unna te gaan. Daar draaide de eerste Duitse kleurenfilm 'De Gouden Stad'. Om circa 18.30 uur waren zij terug in het Lager. De Lagerwacht vertelde aan de tolk dat er één van de jongens was verongelukt. Het bleek Anton Bats uit Leerdam te zijn. Hij werkte met  zijn broer Wim verplicht bij Mannesmann. De stemming in de barak was gedrukt. Toen we de broer van Anton onze deelneming betuigden zei hij: "En we zouden nog wel op elkaar letten."
Eén van de jongens vertelde wat er gebeurd was: "Toen we in Dortmund aankwamen, kregen we de opdracht om met schoppen de straten puinvrij te maken. Het puin moest vanaf de straten naar de trottoirs en kapotte huizen geschept en gegooid worden. Zo nu en dan was het even rusten of een plasje plegen. Voor dat  laatste stapten we over een muurtje en liepen over het puin naar een hoek. Tientallen hadden dat reeds gedaan. Toen Anton over het muurtje  was gestapt en over het puin liep, ontstond er een steekvlam en volgde een explosie. Onder het puin was een kelder. De vloer waarop Anton stond, stortte in en met puin en huisraad viel Anton in de kelder. Een paar jongens zijn direct in de kelder afgedaald, maar het was al te laat. Anton lag onder het puin en had een fornuis op zich gekregen. We hebben hem daar weggehaald."
De politie was ter plaatse geweest en de werkzaamheden waren vroegtijdig gestaakt. De dag daarop werd de tolk bij de directeur ontboden. Nadat hij zijn deelneming had betuigd zei hij: "Wij zullen de familie waarschuwen en jij moet naar Dortmund om een en ander te regelen. Je kunt gebruik maken van een van de auto's van het bedrijf en chauffeur Vogel stuur ik mee. Hij kan je niet alleen rijden, maar ook helpen."
Een goed half uur daarna waren we op weg. Vogel was een man van middelbare leeftijd, niet onvriendelijk maar een echte Duitser. Eerst naar het politiebureau, daar werden we doorgestuurd naar het 'Hauptfriedhof'. Daar werd het verhaal opnieuw verteld. Na enige aarzelingen en druk overleg ging het naar een soort kelder. Wat we daar zagen is moeilijk te beschrijven. In lange rijen lagen, geheel of gedeeltelijk ontklede lijken: mannen, vrouwen en kinderen, vele zwaar verminkt en onherkenbaar. We werden meegenomen naar een aparte ruimte, ook daar weer lijken en nog eens lijken. De aanblik en de lucht waren verschrikkelijk.
In deze ruimte stonden langs de muren een soort  kasten met genummerde laden. Aan de hand van een lijst zocht de begeleider een lade en trok deze open. En daar lag het stoffelijk  overschot van Anton, onherkenbaar. De tolk herkende hem aan het half verkoolde hemdje dat hij enige dagen geleden gekregen had. De begeleider maakte een aantekening op een lijst en zei: "Dat is het dan." Maar voor ons begon het pas. "Waar wordt hij begraven?", vroeg de man. "Zo mogelijk in Dellwig", was het antwoord. "Dan zult u zelf voor een kist  en vervoer moeten zorgen", zei de man. Nu kwam Vogel in actie. We reden  naar Unna. "Daar weet ik een 'Särgemacher', die wil misschien wel helpen."
In Unna stopte Vogel in een buitenwijk voor een werkplaats. Even later kwam hij terug en zei: "Help eens even." Voorin de werkplaats stond een kist klaar en zonder betalen of commentaar kregen we de kist mee. De kist werd in de auto geschoven. En nu terug naar Dortmund. Daar moeten een aantal formulieren ingevuld worden, maar een 'transportscherm' om het lijk te vervoeren, konden ze ons niet geven. Dus weer naar een ander bureau, weer formulieren invullen. Nu restte nog een lijkwagen. Terug naar Unna, daar wist Vogel een lijkwagen te staan. Nadat hij een toezegging had gedaan dat er voor de benodigde papieren en benzine zou worden gezorgd, waren we rond.
De begrafenis van Anton werd vastgesteld op een woensdagmiddag om 14.00 uur op de begraafplaats in Dellwig.
De maandagavond ging de tolk wederom een bezoek brengen aan de dominee van Dellwig. Ook nu was de man bereid de begrafenis te leiden, net als bij Albert Hol. Zo werd Anton Bats in Dellwig begraven naast Albert.
De familie van Anton was er niet. Zij hebben wel getracht naar Dellwig te reizen, maar werden als gevolg van de invasie bij de grens teruggestuurd.


Uittreksel van het overlijdensregister van de stadt Unne. Dit is ontvangen via het informatiebureau van Nederlanse Rode Kruis Acte nummer 32/1944
Terug naar de inhoud