Info Jehova's Getuigen - Oorlogsslachtoffers uit Betuwe-West

Oorlogsslachtoffers uit gemeenten Buren, Culemborg en West Betuwe
Oorlogsslachtoffers West- Betuwe
Ga naar de inhoud

Info Jehova's Getuigen

Gemeente Buren > Burgerslachtoffers > Jehovah's Getuigen slachtoffer
Jehovah’s Getuigen in de Tweede Wereldoorlog

Jehovah's Getuigen hebben altijd pal gestaan voor hun geloof en zijn niet gezwicht voor vervolgingen.

De officiële naam van de Jehovah’s Getuigen luidt Het Wachttoren- Bijbel en Traktaatgenootschap. Deze organisatie is aan het eind van de 19e eeuw in Pittsburgh (VS) ontstaan. Sinds 1879 worden hun ideeën verspreid door een tijdschrift, nu bekend als ‘De Wachttoren’. Jehovah’s geloven dat de bijbel het volmaakte woord van God is en ze interpreteren de bijbel zo letterlijk mogelijk. Zij zien het als hun religieuze plicht hun geloof te verkondigen en dit door huis-aan-huisbezoeken te verspreiden. Bovendien geloven ze dat het einde der tijden nabij is en dat er een hemelse opstanding zal plaatsvinden.
 
Na de machtsovername in 1933 door de nazi’s in Duitsland, protesteren Jehovah’s Getuigen direct tegen de ideologie van Hitler. Vanuit hun diepste overtuiging verzetten zij openlijk tegen dit Nationaal Socialisme. Zo weigeren ze onvoorwaardelijke gehoorzaamheid aan de staat, in het leger te dienen, wapens te dragen en voor de oorlogsindustrie werkzaam te zijn. Zij vinden dat ze slechts gebonden zijn aan God. Daardoor mogen ze geen lid worden van een politieke partij, geen trouw zweren aan een vlag, geen volksliederen zingen en geen Hitlergroet brengen. Door deze opstelling wordt deze kleine godsdienstige groepering al snel verboden en wordt ze doelwit van stelselmatige vervolging. Sommigen vluchten zelfs naar Nederland.
 
Foto van Coreyo

De Jehovah’s zien het als hun heilige plicht om te prediken en daardoor zetten zij hun activiteiten ondergronds voort. Toch worden er velen opgepakt en in enkele gevallen worden hun kinderen bij hen weggehaald en ‘heropgevoed’ in nazi-gezinnen. Door het tekenen van een zgn. Afzweringverklaring kunnen de gearresteerden aan vervolging ontsnappen. Tweederde van hen ondertekenen niet en worden afgevoerd naar concentratiekampen, alwaar zij een paarse driehoek als herkenningsteken moeten dragen. Ongeveer 10.000 Duitse Jehovah’s komen op deze wijze in concentratiekampen terecht, waarvan er ca. 1500 omkomen.

De bijna 500 Jehovah’s Getuigen in bezet Nederland staat hetzelfde te wachten. Op 29 mei 1940 verbiedt rijkscommissaris Seys-Inquart hun organisatie, die toen nog Vereeniging van Bijbelvorschers heet. Met nachtelijke plak- en strooiacties zijn zij de eersten die georganiseerd verzet bieden. Door hun standvastige verzet tegen de Duitsers groeit hun ledenaantal in de oorlogsjaren gestaag tot 3100.
 
Eind 1940 zijn alle Jehovah’s Getuigen door de Sicherheitspolizei, ook wel Gestapo genoemd, in kaart gebracht en begint het infiltreren van deze groep. Mede als gevolg hiervan worden in Nederland zo’n 260 Jehovah’s gearresteerd en opgesloten in gevangenissen en concentratiekampen. Eén derde van hen tekent tenslotte een zgn. Afzweringsverklaring. Daarmee belooft men zich los te maken van de geloofsgemeenschap en af te zien van verdere activiteiten. Meestal worden ze dan na korte tijd weer vrijgelaten.
 
Tijdens de bezettingsjaren zijn 468 Jehovah’s gearresteerd. Als zij een 'afzweringsverklaring' ondertekenden, werden ze onmiddellijk in vrijheid gesteld. 205 Jehova's (= 40% van hen) heeft op enig moment deze Afzweringverklaring getekend. Toch bleven zij ondergrond prediken en erediensten bijwonen.
De gearresteerden werden gedeporteerd naar concentratiekampen, de meeste mannen naar Sachsenhausen, de meeste vrouwen naar Ravensbrück. In de kampen hadden Jehovah’s het extra moeilijk omdat zij veelal weigerden werk uit te voeren ten behoeve van de oorlogsindustrie en oorlogsvoering, 25 stokslagen was de gebruikelijke straf voor een dergelijke werkweigering.

De mannelijke weigeraars van ondertekening van deze verklaring worden geplaatst in Kamp Amersfoort of Vught en later gedeporteerd naar de Duitse kampen Sachsenhausen, Neuengamme en Buchenwald. De vrouwen gaan vrijwel allemaal naar Kamp Ravensbrück. Het transport daarheen is verschrikkelijk: 80 personen in één veewagen en dat drie dagen lang zonder drinken, voedsel en sanitair……
In de kampen werden zij gezien als een aparte groep. Zij hadden een eigen herkenningsteken op de kampkleding, een paarse driehoek, en werden aanvankelijk vaak in aparte barakken ondergebracht om te voorkomen dat ze zouden evangeliseren onder andere gevangenen.
In de meeste kampen werd eind 1943 aan deze ‘isolering’ een eind gemaakt, omdat het hen als groep juist sterker maakte en in staat stelde ‘ondergrondse’ activiteiten als Bijbelstudie en samenkomsten te organiseren. Eenmaal verspreid over andere barakken probeerden ze inderdaad hun medegevangenen te bekeren.
 
Het verblijf in de kampen is extra zwaar, omdat de Jehovah’s veelal weigeren werk uit te voeren ten behoeve van de oorlogsindustrie. De gebruikelijke straf hiervoor is telkens 25 stokslagen.
 
126 gevangen Nederlandse Jehovah’s zijn in diverse kampen omgekomen als gevolg van ziekte, zware mishandeling, executie en ophanging. De meeste van hen in concentratiekampen in Duitsland, waaronder acht in Auschwitz. Ruim tachtig Getuigen werden gevangen gezet in het concentratiekamp Vught, tenminste vijf personen zijn daar omgekomen.

Op 6 september 1941 was er een doopplechtigheid in een huis aan de Fruitstraat in Utrecht. Er vond een doelgerichte inval plaats door de Sicherheitsdienst (SD) en twintig geloofsgenoten werden opgepakt.
Drie vrouwen en zeventien mannen werden naar Kamp Amersfoort overgebracht.

Klik hier voor getuigenverhaal van Joab Hemmink uit Utrecht. (Vader was Jehovah's Getuige)


Krantenartikel uit Utrechts Nieuwsblad, maart 1941
Terug naar de inhoud