Dhr. H.J. Krijger - Oorlogsslachtoffers uit Betuwe-West

Oorlogsslachtoffers uit gemeenten Buren, Culemborg en West Betuwe
Oorlogsslachtoffers West- Betuwe
Ga naar de inhoud

Dhr. H.J. Krijger

Gemeente Culemborg > Burgerslachtoffers
Achternaam: Krijger
Voornamen: Hendrik Jan
Voorletters: H.J.
Beroep: Directeur N.K.P.M.
Geboorteplaats: Culemborg
Geboortedatum: 12-04-1893
Overlijdensplaats:Tjimahi, kamp 5 Baros
Overlijdensdatum: 20-03-1945
Begraafplaats Nederlands ereveld Leuwigajah te Cimahi
Gemeente: Cimahi
Land: Indonesië
Vak: V
Numme: 519    

Bron foto graf: OGS
De ouders van Henk waren de uit Poortvliet afkomstige Christiaan Krijger  (*1863-1937) en Wilhelmina van Wijhe (*1865) uit Nijmegen. Ze trouwden op 13 november 1889 in Nijmegen. Ze kregen samen vijf  kinderen:
  • Gillis Karel (Nijmegen*1890)  
  • Hendrik Jan (1893-1945)
  • Johannes  (*1896)
  • Boudewijn (1899-1972) trouwde in 1926 in Zeist met de Nijmeegse Emy Robertine de Koning, onderscheiden met Verzetsster Oost-Indië,
  • Wilhelmina "Mien" (*1902-1995) trouwde in 1924 met  gezagvoeder bij de KPM  Antonie J. Zonneveld.


Personeel van de 'Laanschool' rond 1900. (Christiaan  Krijger met bolhoed) Bron foto: Elisabeth Weeshuis,Culemborg. Met dank aan Jack  van der Winkel

Christiaan was  Hoofd van de 2e Openbare School (de zgn. Laanschool) op de Prijssestraat in Culemborg. Bovendien was hij Hoofd- en leraar van de Gemeentelijke Handelsavondcursus en Cursus voor vervolgonderwijs aan meisjes in Culemborg.

Klik  hier voor een verslag van een schoolreisje van Chr. Krijger in 1893.


Rechts van de poort naar het weeshuis het woonhuis van de  familie Krijger     

Achterzijde poortgebouw met kamertje van Mien

Het onderwijzersgezin woonde van 7 augustus 1893 tm. 12 juli 1923 in de Herenstraat C321  (=27) in  Culemborg. De kamer boven de poort van de ingang van het weeshuis was van Mien.

Om gezondheidsredenen vroeg hij per 1 juli 1923 eervol ontslag. Na de pensionering van Christiaan, keerde het echtpaar weer terug naar de Berg  en Dalseweg 216 in Nijmegen. (Bron foto: Google Maps)

Henk  Krijger (Bron foto: H.B.G. Zonneveld)

Op 3 januari 1911 vertrok Henk, waarschijnlijk voor zijn studie, naar Arnhem. Op 1 december 1916 kwam hij vanuit Leiden weer naar Culemborg terug. Op 3 januari 1918 vertrok hij naar Batavia (Ned.-Indie), waar hij waarschijnlijk in dienst trad bij de belastingdienst:


Bron:  Nieuws van den dag voor Ned.-Indie (27 april 1920)

Bron: Algemeen Handelsblad (23 januari 1923)

Henk trouwde op 22 december 1922 in Salatiga (Ned.-Indie) met de acht jaar oudere Coosje  Albertine van Prehn (* 27 juni 1885 te Salatiga). Ze kregen samen twee kinderen: Wilhelmina "Mien" (*1924) en Coosje (1926-1985).



Henk  was agent voor de Standard Oil Company van New York. (bron: telefoongids uit 1932 uit Padang)

Rond 1940 kwamen de jongste broer van Coosje en zijn vrouw om bij een auto-ongeluk op  Java. Hun twee kinderen Lilly en Corrie werden toen liefdevol in het gezin van  Henk en Coosje opgenomen.

Toen de oorlog uitbrak was Henk Krijger manager bij Socony (= Standard Oil  Company of New Jersey). In Nederlands-Indië richtte Socony de NKPM (=  Nederlandse Koloniale Petroleum Maatschappij) op.
Op 7 december 1941 bombardeerden de  Japanners Pearl Harbor. 's Morgens om half zeven  hield de gouverneur-generaal een toespraak op de  radio waarin het dit vertelde. Dit had tot gevolg dat behalve de U.S.A. en Engeland ook Nederland en dus ook  Nederlands-Indië in oorlog waren met Japan.  In Azië waren het  de Japanners, die vanaf januari 1942 hun aanval richtten op Nederlands- Indië. De verdediging van Indië steunde vooral op de Koninklijke Marine en het  Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL). Het KNIL beschikte over 68.000  grotendeels inheemse militairen; de hulpformaties bestonden uit 53.000 man.
Na de verloren zeeslag op de Javazee op 27-28 februari 1942 moesten de strijdkrachten op 8 maart capituleren   en moesten alle militairen in de kazerne afwachten wat de Japanners zouden beslissen. Twee dagen later moesten zij  hun geweren   inleveren en mochten ze de kazerne niet meer  uit. Zij waren krijgsgevangenen. De Japanners hadden hiervoor geen begrip. Zij vonden  het heel vreemd, soldaten werden geacht zich dood te vechten, overgeven hoorde niet. De Nederlandse soldaten werden dus met de grootste minachting door ze behandeld. Er was een Conventie van Genève over de behandeling van krijgsgevangenen, maar die had Japan nooit ondertekend. Op de dag van de capitulatie verschenen de Javanen in feeststemming in hun beste kleren op straat. De Japanners hadden als leus: "Azië voor de Aziaten".
De eerste drie maanden gevangenschap verbleven de  militairen in hun eigen kazerne. Het regime was in het begin niet erg streng. 's Middags mochten vrouwen en kinderen van de gevangenen hen bezoeken. Je mocht ook brieven meegeven. Al snel werden  de bezoekuren korter en minder frequent en na ongeveer een maand werden ze  helemaal afgeschaft. Brieven versturen werd toen veel lastiger. Het kon alleen nog maar via het corvee dat dagelijks de stad in moest om voorraad voor de keuken te halen. Brieven versturen was verboden en  als er iemand betrapt werd, volgde er  een afranseling.  
Kort na de Nederlandse capitulatie, begon in maart 1942 de gevangenneming  cq internering van Nederlandse mannen (en oudere jongens) toen prominenten, bestuursambtenaren en politiefunctionarissen in de gevangenissen werden opgesloten. Kort daarna waren de vrouwen en meisjes aan de beurt.
In april 1944 zat Henk met zijn vrouw en twee kinderen en stiefkinderen in het Jappenkamp Kota-Paris in Buitenzorg op West-Java. Dit kamp lag in het noord-westelijk stadsdeel. Het kamp bestond uit kleinere en grotere woningen (met bijgebouwen) aan de Schenck de Jongweg, omheind door prikkeldraad en gedek.

Kampcommandanten
Sonei   (van 04.44 tot 08.44), Takahashi (van 08.44 tot 09.44), Aoyaoi (van 09.44   tot 11.44),
Kasahara (vanaf 11.4­4)
Bewaking
inheems politiepersoneel, heiho’s
Kampleiding:
Hr H.H.Crevels (april 1943-april 1944)
Mw   Akkerman (november 1944-maart 1945)

Henk verbleef met zijn broer Boudewijn en diens zoons Rob en Chris in 1945  in onderstaand Jappenkamp:

Tjimahi Baros 5 West-Java

Andere benamingen: Prominentenkamp, Baros-kamp, Bamboekamp, Kale-koppenkamp, 6e-Depot   Bataljon-kamp, Bunsho II Kamp 5 (Japanse administratie)
Ligging: Dit   kamp lag net buiten Bandoeng in het oostelijk stadsdeel van Tjimahi, direct ten zuiden van de spoorlijn. Het kamp was ondergebracht in de barakken van de noodkazerne voor inlandse miliciens. De bamboe barakken, totaal ongeveer 27 stuks, hadden een cementen vloer, de meeste hadden geen ramen, maar wel over de volle lengte   een open luchtstrook, direct onder het dak; in de kopwanden zat een grote deur. Het kamp maakte een sinistere indruk: grauwe barakken rondom een groot plein, geen enkele boom.
Het kamp was omgeven door een bamboeschutting (vandaar de naam Bamboekamp).

Kampcommandanten
Kunimoto (mei 1945 –augustus 45)
Bewaking: Japanse militairen, Koreanen, heiho’s
Kampleiding:Hr   J.Bos (voor alle kampfuncties: zie Cocq d’Armaville)
Omstandigheden: Fourageren Er moest regelmatig voedsel worden opgehaald in de Bergartillerie (Japanse magazijnen): dit was een mogelijke ontmoetingsplaats met jongens of  mannen uit één van de andere kampen in Tjimahi; zo kon het gebeuren, dat   vader en zoon elkaar ontmoetten.
Corvee: Het corvee bestond uit werken op één van de boerderijen buiten het kamp (in Tjimindi en in Leuwi­gadja); doktoren verdeelden de corveeërs in drie groepen: A (buitenwerk), B (lichte werkzaamheden binnen het kamp) en C (vrijgesteld van ieder corvee).

Met dank aan Henk Beekhuis.
 
Henk had heel zijn leven al problemen met zijn maag w.o. maagzweren. Uiteindelijk kwam hij in dit kamp om het leven als gevolg van honger en ontberingen. Zijn vrouw Coosje en haar (stief)kinderen hebben de Jappenkampen wel overleefd en keerden eind 1945 weer naar Nederland terug.

Met dank aan leden SVF, m.n. Ludmilla van Santen

Terug naar de inhoud